WAT IS EEN REISBOEK?

In het juryrapport bij de uitreiking van de Bob den Uylprijs 2007, de prijs voor het beste Nederlandse reisboek, vroeg Maarten van Rossum zich vertwijfeld af wat nu eigenlijk een reisboek was. De jury krijgt jaarlijks massa’s totaal onvergelijkbare boeken toegestuurd waarbij de hausse aan “correspondentenboeken” van buitenlandredacteuren van Nederlandse kranten opvallend was. Hoe moest de jury dit zeer pluriforme aanbod vergelijken om er een keus uit te maken? Duidelijker richtlijnen voor de bepaling wat een reisboek was waren noodzakelijk, aldus Van Rossum.
  Het afgelopen decennium heeft inderdaad een ongebreidelde inflatie van het begrip “reisboek” laten zien. Een sociaal-economische of sociaal-geografische beschrijving van een land, een bundel artikelen over Oost-Europa, een verslag van een student die een jaar in Jakarta heeft gewoond, een ontwikkelingswerker die een project in Malawi beschrijft en natuurlijk de eindeloze stroom correspondentenboeken ("Standplaats Rio”). Vrijwel elk boek dat zich buiten Nederland afspeelt wordt als reisboek betiteld. Maar wanneer een begrip zo’n extensieve betekenis krijgt is het in feite betekenisloos geworden.
  Bij nadere beschouwing moet vastgesteld worden dat een heleboel (en misschien wel de meeste) van deze zogenaamde “reisboeken” helemaal geen reisboek zijn. Een sociaal-geografisch boek over een land is wetenschap en geen reisboek. Een bundel artikelen van een correspondent is journalistiek. En een auteur die een jaar in een Indonesisch dorpje gaat wonen en over de gebeurtenissen daar schrijft, tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in het land, kan misschien met een antropologisch boek komen, maar niet met een reisboek.
  Openbare bibliotheken worden ook met dit probleem geconfronteerd, alleen al omdat zij al dit soort werken aanschaffen. Die staan allemaal bij elkaar in een paar kasten. Bibliothecarissen duiden dit soort boeken aan met de term “landenboeken”.
Ze staan keurig gerubriceerd naar continent en alfabetisch per land. Hieronder vallen wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke boeken, informatieve reisgidsen en reisverhalen. Veel van wat momenteel op de markt als “reisboek” wordt geafficheerd zou dus beter “landenboek” genoemd kunnen worden. Maar “landenboeken” zijn niet hetzelfde als echte “reisboeken”.

Welke criteria zouden nu geformuleerd kunnen worden om echte reisboeken te definiëren? Er zijn er in ieder geval drie te onderscheiden:
In een reisboek moet gereisd worden.
De reis moet centraal staan of moet in ieder geval de rode lijn vormen. Je reist met de schrijver door een regio, een land of een continent. Het reizen tussen de diverse bestemmingen of steden moet beschreven worden. Daarmee vallen de meeste journalistieke boeken al af want een journalist springt van punt A naar punt B zonder aandacht te besteden aan het gedeelte daar tussenin. En iemand die het leven in een stad beschrijft levert ook geen reisboek af want in een stad reis je niet.
Een reisboek is nonfictie met fictietechnieken.
Een reisboek geeft een werkelijk gemaakte reis weer, het is waar gebeurd. Literaire reisverhalen zijn verzonnen en daarmee literatuur, geen reisboek. Een reisboek gebruikt echter wel de technieken van de fictie. Het is geen zuiver informatieve tekst. Sfeerbeschrijvingen, beeldspraak en dialoog behoren tot die technieken. Dat onderscheidt het reisboek weer van journalistiek waarin deze elementen niet voorkomen. Een journalist kan een boer of stadsbewoner citeren, maar hij zal niet de dialoog weergeven die hij met deze persoon voert.
In een reisboek is de invalshoek subjectief.
De schrijver/verteller staat centraal. Door zijn of haar ogen bezien we het land en beleven de reis. De persoonlijke ideeën, houdingen en reacties van de schrijver werken door in het verhaal. Dit onderscheidt het reisboek opnieuw van de journalistiek, waar de schrijver zichzelf juist buiten het verhaal plaatst, hij doet er niet toe, alleen het onderwerp is van belang. Daarom wordt in journalistieke boeken ook vrijwel niet gereisd: bij het reizen gaat het om persoonlijke belevenissen en die zijn niet van belang in de journalistiek.

Hoewel met deze criteria al zeker de helft van de huidige zogenaamde “reisboeken” weggefilterd is wil dit niet zeggen dat het restant een homogeen geheel vormt.
De echte reisboeken kunnen onderscheiden worden in drie niveau’s, of beter gezegd drie verdiepingen, waarbij elke verdieping het vorige gebruikt maar tegelijk uitbreidt.
1. Het simpele reisverhaal.
Hierin beschrijft de auteur louter de door hem gemaakte reis. “Gisteren waren we daar, vandaag bekeken we dit, morgen gaan we daar naartoe.” Natuurlijk wordt ook in het simpelste reisverhaal wel iets verteld over land of volk, maar dit is marginaal en erg oppervlakkig. Internet staat vol met dit soort reisverslagen.
2. Het reisverhaal met achtergrondinformatie over land en volk.
Hier wordt het reisverhaal verdiept met achtergrondinformatie. De lezer steekt door lezing echt wat op van het beschreven gebied en de informatie gaat verder dan de gebruikelijke platitudes en cliché’s. De informatie moet door de schrijver goed gedoseerd worden, want teveel verstoort de rode lijn van het reisverhaal en maakt het nonfictie-karakter van het boek té sterk. Dit vereist van de auteur de nodige vaardigheid op het gebied van lastechnieken en overgangen in het verhaal. De meeste betere reisboeken bevinden zich op dit niveau.
3. Het reisboek als onderzoeksproject.
Het hoogste niveau (of beter: de grootste verdieping) wordt bereikt in boeken die naast het pure reisverhaal en de achtergrondinformatie over land en volk een onderzoek uitvoeren naar een bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld de toestand van het islamitisch fundamentalisme in het huidige Iran of de geschiedenis en positie van de indianen tijdens een reis door Zuid-Amerika. Dit onderzoek kan zelfs het voornaamste onderdeel van het boek worden, waarbij de reis alleen nog maar als kapstok fungeert. Dit soort reisboeken wordt het minste geschreven, zijn het meest complex en leveren voor reisauteurs de grootste uitdaging en ook de grootste problemen op.

Doordat er de laatste halve eeuw steeds meer gereisd werd zijn inmiddels hele bibliotheken te vullen met reisboeken. Het wordt daarom steeds moeilijker om nog een reisboek te schrijven dat iets toevoegt aan wat er al is. In de tachtiger jaren kon je nog met een reisboek over China komen omdat in die tijd vrijwel niemand er heen ging. Maar tegenwoordig is China een vrij normale vakantiebestemming geworden waardoor een reisboek erover niet veel nieuws meer kan bevatten, tenzij het een reisboek van het derde niveau is.
  Reisboeken van het eerste niveau zijn eigenlijk achterhaald en hebben hooguit nog een functie voor mensen die willen weten hoe een bepaald land is en hoe de auteur de reis heeft aangepakt. Reisboeken van het tweede niveau raken in snel tempo verouderd omdat er al zo gigantisch veel informatie over landen en volkeren beschikbaar is. Alleen door het hanteren van een tweetal principes kan de auteur er nog iets bijzonders van maken:
1. De reis moet bijzonder zijn.
Natuurlijk: een zeer groot auteur kan van een tochtje naar Luxemburg nog iets speciaals maken, maar de meeste reisschrijvers zijn geen grote literaire auteurs. Dat moeten ze daarom compenseren door een hele speciale reis te maken, een reis die de meeste toeristen niet ondernemen. Grote reizen (een wereldreis of een reis dwars door een continent) worden ondanks het massale toerisme nog altijd weinig gemaakt en blijven dus bijzonder. Of de wijze van vervoer: op de step door Siberië, met de fiets de hele kustlijn van Australië volgen, per riksja door India.
2. De reis moet een concept hebben.
Het reisboek krijgt een hele andere dimensie als een concept de rode lijn van de reis gaat bepalen. Niet meer kriskras rondtrekken maar doelgericht reizen volgens een bepaald idee. “In de voetsporen van … “ (Darwin, Livingstone, Marco Polo) is zo’n concept. Of een geografisch concept: de hele kust van de Zwarte Zee volgen, de Amazone volgen vanaf haar bron. De overgang naar een reisboek van het derde niveau (met een onderzoek) ligt hier dicht tegenaan, maar toch hoeft dat niet: de rode lijn kan gewoon leiden tot een traditioneel reisboek met reisbelevenissen en informatie over het land.
  Reisboeken van dat derde niveau hebben echter het meeste potentieel omdat ze daadwerkelijk iets nieuws brengen. Zeker als ze ook nog eens gebruik maken van de bovenstaande twee principes leveren ze innovatieve werken op die de mening logenstraffen dat het reisboek dood is omdat het niets nieuws meer kan creëren.