ESSAY OVER DE KORTE BROEK

Persoonlijk heb ik altijd de neiging een man in korte broek terug te sturen naar de zandbak. Het is voor mij het kledingstuk van kleine jongens en oude mannen, die niemand meer serieus neemt. Ik droeg voor het laatst een korte broek toen ik naar de middelbare school ging en tot de onplezierige ontdekking kwam dat ik zo ongeveer de enige was met dit kledingstuk, dat kennelijk exclusief behoorde tot het domein van de lagere school. Hier bevond ik me in een andere wereld, een wereld van groeiende volwassenheid die zijn uitdrukking onder meer vond in andere kleding. De volgende dag trok ik een lange broek aan en voelde me een stuk prettiger. De korte broeken werden een ongebruikt stapeltje in de kleerkast tot mijn moeder ze uiteindelijk wegdeed, en ik werd langzaam volwassen.
  In die jaren was de korte broek geheel uit het modebeeld verdwenen en hoewel de meisjes in "hot pants" konden rondlopen werd de eenzame jongen die een vertwijfelde poging tot herinvoering deed met hoongelach vernederd. De come-back van dit infantiele broekje in later jaren heeft mij verbaasd en moet te maken hebben met de groeiende vrijetijds- en vakantiecultuur en de toenemende degradatie van de publieke smaak. Esthetisch gezien liggen de zaken duidelijk. Waar de mooie, welgevormde vrouwenbenen vragen om ontbloting daar eisen de behaarde, anatomisch mislukte mannenbenen verhulling. Dit op één na lelijkste lichaamsdeel van de man is een vloek voor het oog.
  De argumenten voor de korte broek moeten dan ook gevonden worden in het feit dat hij zo prettig zou zitten en dat hij de drager een gevoel van "vrijheid" zou geven. Het eerste is uiteraard een subjectieve aangelegenheid. Ik heb nooit last gehad van een lange broek, zelfs niet in de heetste landen, en wat plakt er meer: een lange broek aan de benen of bezweette blote benen aan banken en stoelen? Het "vrijheids"-argument is echt merkwaardig. Kenmerkend voor de moderne mens schijnt te worden dat hij "vrijheid" nauwelijks nog betrekt op politieke en economische zeggenschap, maar bijna uitsluitend op zaken als consumptie, kleding en sexualiteit. Zelfs in een dictatuur zou deze mens zich nog "vrij" voelen, als hij maar in korte broek mag rondlopen.
  Vrijheid impliceert echter ook altijd dat er grenzen aan die vrijheid zijn. Natuurlijk mogen mensen in bepaalde situaties dragen wat ze willen, hoe belachelijk ook. Mannen kunnen in de eigen achtertuin best een korte broek aantrekken. En ook op de camping is de mini-broek acceptabel: de gecombineerde lelijkheid van bierbuiken, hangborsten, gekleurde tentjes en plastic jerrycan's vormt een dermate afstomping der zinnen dat de blote mannenbenen niet eens meer opvallen. Maar deze campinggasten en tuinbezitters deinzen er ook niet voor terug in korte broek door de stad te wandelen en restaurants binnen te gaan. En zij zijn hogelijk verbaasd als zij door één van de weinige principiële horecazaken weggestuurd worden. De verschijning van een korte broek in het stadsbeeld zou normaliter aanleiding geven tot lachsalvo's, maar het aantal liefhebbers is zo groot geworden dat men de stilzwijgende afspraak gemaakt lijkt te hebben niet om elkaar te lachen.
  Waar het de korte broeken-fanaat aan ontbreekt is zijn vermogen om grenzen te onderkennen. Zijn simpele "vrijheid-blijheid"- filosofie eist een onbeperkt kledingsgedrag. Toch is hij hier niet consequent. Geen enkele man zal een korte broek dragen tijdens een sollicitatiegesprek, bij een begrafenis of bij het eerste afspraakje met een vrouw. Kennelijk bestaat er toch een zeker, zij het rudimentair, besef dat een bepaalde situatie een bepaald soort kleding vraagt. Maar dit minimale besef eindigt kennelijk bij de landsgrenzen, want zogauw men in het buitenland is geldt hier geen enkele beperking meer. In korte broek winkelt men temidden van de formeel geklede locale bevolking, in korte broek eet men in een restaurant, in korte broek bezichtigt men kerken en kloosters. Binnen Europa geeft dit in afnemende mate problemen door de uniformisering van de cultuur, die door het toerisme sterk is bevorderd. Met het wegvallen van de binnengrenzen schijnen ook de fatsoensgrenzen te verdwijnen. Maar in de totaaal andere culturen van Azië geeft de westerse stupiditeit nog wel degelijk problemen. De islamitische en hindoeïstische samenlevingen reageren vrij spastisch op teveel bloot. Natuurlijk treedt in de toeristische centra een zekere gewenning op, maar het tolereren van de korte broek (uit financiële overwegingen) is iets heel anders dan het accepteren ervan. De korte broek wordt in het beste geval als excentriek beschouwd en in veel gevallen als provocatief.
  Toeristen, die zo geïnteresseerd zouden zijn in andere samenlevingen, zouden rekening behoren te houden met de waarden en normen van die samenlevingen waar ze naartoe vliegen. Werkelijke interesse impliceert respect en respect vraagt om een zeker gedrag. Wie echt geïnteresseerd is in een bepaalde cultuur zal willen dat die cultuur behouden blijft. Als eigen bijdrage daaraan zal men tijdens de reis enigszins binnen de kaders van die cultuur moeten leven en in ieder geval die cultuur niet moeten provoceren. Te oordelen naar het kledinggedrag zijn de meeste reizigers in Azië net zo geïnteresseerd in dit continent als de gemiddelde Costa Brava-bezoeker geïnteresseerd is in de Spaanse cultuur. Meer nog dan de rugzak is de korte broek hèt kenmerk van de reiziger. Om een toerist te herkennen hoeft men alleen maar naar de benen te kijken.
  De tot in het extreme doorgetrokken "vrijheid-blijheid"-filosofie, waarbij de vrijheid van anderen niet meer relevant is, vertoont kenmerken van het wereldbeeld van een sekte. De sekte beschouwt de eigen ideeën niet alleen als superieur maar weigert ook principieel om de opvattingen en gedragingen enigszins af te stemmen op de omgeving. De korte broeken-sekte is ongetwijfeld de grootste sekte ter wereld, waarvan de swami's gevestigd zijn in het westen maar jaarlijks uitzwermen over alle continenten om hun missiewerk te verrichten: het uitdragen van de eigen, infantiele cultuur en het infiltreren en vernietigen van alle locale cultuur. Het toerisme brengt tot stand wat het imperialisme met al zijn macht en wapens nooit is gelukt. Veelzeggend is dan ook de treffende gelijkenis tussen de moderne reiziger en de vroegere Britse koloniaal: in korte broek en met het geweer in de hand. Dat geweer ontbreekt bij de toeristen nog net.


(Fragment uit India verlaten)