CULTUURTHEORIE
Begrippenapparaat en indeling van culturen.
(Bijlage van Terra cognita)


Inleiding.
Toen ik aan mijn wereldreis begon stond het voor mij vast dat de aarde verdeeld was in een aantal grote cultuurgebieden. Zoals het bestaan van continenten een feitelijk gegeven was (waarbij alleen gediscussieerd kon worden over hoeveel er precies waren) zo gold dat evenzeer voor die cultuurgebieden. Na terugkeer bleek echter uit de literatuur die ik doorwerkte dat deze opvatting niet onomstreden was. Niet alleen was er onenigheid over de vraag hoeveel en welke grote culturen of civilisaties de wereld kende, maar sommige onderzoekers bestreden zelfs het zelfstandig bestaan van culturen en meenden dat er sprake was van "culturele hybriditeit": de wereld was een mengelmoes, een hutspot waarbij binnen landen invloeden van allerlei verschillende culturen door elkaar liepen en versmolten waren.
  Daarnaast viel het me op dat het begrip "cultuur" zowel in populaire als wetenschappelijke publicaties tot een enorme spraakverwarring en intellectuele chaos leidde. Het begrip zelf werd vaak niet of nauwelijks gedefinieerd, maar fungeerde ook als containerbegrip voor qua omvang en inhoud totaal verschillende entiteiten. Niet alleen grote beschavingen als de westerse en de islamitische, maar ook continenten, landen, regio's, levensbeschouwingen, etnische populaties en groeperingen als hackers en gothic werden met hetzelfde begrip "cultuur" aangeduid. Het was alsof biologen niet zouden kunnen spreken over gewervelde dieren, zoogdieren, hoefdieren en paarden, maar slechts de verzamelnaam "dieren" konden gebruiken.
  Het werd voor mij duidelijk dat de cultuurtheorie een onderontwikkelde wetenschap was, want wetenschap begint met een éénduidig en gespecificeerd begrippenapparaat om de werkelijkheid te kunnen analyseren en onderzoeken. Een onduidelijk en ontoereikend begrippenapparaat leidt tot problemen bij het analyseren en denken, tot onjuiste conclusies en uiteindelijk (op maatschappelijk en politiek terrein) tot verkeerde beslissingen en wanbeleid. Om het onderzoek in dit boek goed te kunnen uitvoeren was ik daarom gedwongen de cultuurtheorie opnieuw te funderen en een nieuw begrippenapparaat te ontwikkelen. Dit was één van de redenen waarom het schrijven van dit boek veel meer tijd vergde dan ik aanvankelijk gepland had. Hoewel in hoofdstuk 1 een korte samenvatting van de cultuurproblematiek wordt gegeven zou een uitgebreide behandeling het reisverhaal teveel hebben onderbroken. Voor de liefhebbers heb ik daarom deze bijlage toegevoegd.


Ras, etniciteit en cultuur.
Er zijn verschillende globale begrippen ontwikkeld om de wereldbevolking te kunnen onderverdelen. Eén van de oudste daarvan is de onderverdeling in rassen. Onder invloed van het darwinisme werd de mensheid als geheel gezien als een soort (waarvan alle individuen in staat zijn onderling te paren en gezonde nakomelingen te verwekken) die op te delen was in rassen of ondersoorten ("subspecies"). Deze rassen waren te onderscheiden naar uiterlijke kenmerken (huidskleur, haar, gelaatstrekken en lichaamsverhoudingen) en verborgen kenmerken als bloedgroep en genensamenstelling. Na een aanvankelijke grove indeling in drie rassen (Mongoloïd, Caucasoïd en Negroïd) kwam men uiteindelijk tot een negental rassen: Amerikaanse Indianen, Polynesiërs, Micronesiërs, Melanesiërs, Australoïd, Aziatisch (Mongoloïd), Indisch, Europees (Kaukasisch) en Afrikaans (Negroïd). Rassen waren groepen die een gezamenlijke afstamming hadden.
  Het begrip "ras" gaf al gauw aanleiding tot grote controverses. Cashmore noemt het in het "Dictionary of Race and Ethnic Relations" een onbruikbare term omdat het in de dierenwereld gaat om verschillen binnen een soort die zijn ontstaan door isolatie van verschillende populaties. Voor de mens waren er echter geen ecologische barrières en mensen hebben zich al duizenden jaren verspreid en onderling vermengd. In de praktijk zijn veel groepen niet in te delen en de grenzen tussen groepen zijn moeilijk te trekken. De "Encyclopaedia Britannica" stelt echter dat onduidelijke groepen slechts een kleine minderheid vormen en dat 99% van de wereldbevolking in te delen valt in de negen grote rassen, die hier "geografische rassen" genoemd worden. Deze geografische rassen, die vaak samenvallen met (delen van) continenten, kunnen weer onderverdeeld worden in locale rassen. Toch moet ook de "Britannica" toegeven dat veel onderscheidende kenmerken dubieus zijn. Huidskleur geeft verwarring: blanken laten zich op heet strand bruinbakken en veel zwarten zijn onderling niet verwant. Iemand van gemengd Europees-Afrikaanse afkomst wordt in de VS als "zwart" betiteld, in Zuid-Amerika als "blank". Haardracht wordt beïnvloed door de mode en is erg individueel. Lichaamsverhoudingen worden weer beïnvloed door de kwaliteit van de voeding. De verborgen kenmerken als bloedgroep en genensamenstelling lijken nog het meest objectief en wetenschappelijk.
  Het begrip "ras" kwam in een slecht daglicht te staan toen aan rassen sociale, intellectuele en morele eigenschappen werden verbonden en helemaal toen bepaalde politieke groeperingen deze aannames gingen misbruiken. Ras en racisme gingen zo hand in hand. Hoewel wetenschappelijk vaststaat dat deze verbanden er niet zijn en dat ras en cultuur niets met elkaar te maken hebben blijft deze ranzige connotatie rondwaren waardoor we er beter aan doen de term "ras" niet meer te bezigen.

Om bovenstaande problemen te vermijden kwam de Engelse antropoloog Ashley Montagu daarom met de term "etnische groep" als alternatief voor locaal ras. Terwijl het bij de term "ras" echter ging om fysieke onderscheidende kenmerken slopen in de definiëring van "etnische groep" en "etniciteit" al snel culturele kenmerken binnen. "Ethnicity is a kind of fellow feeling that binds people together and makes them feel distinct from others (...)" schrijft de Amerikaanse antropoloog David Maybury-Lewis in "Peoples of the World" en verder: "Ethnicity is a group's idea of its own distinctiveness from others." (cursiveringen van mij, EJG).
  In vrijwel alle pogingen tot een definitie van etniciteit te komen worden elementen genoemd die in een definitie van cultuur niet zouden misstaan. Joris Neyens heeft het in zijn "Inleidende studie tot etniciteit in Afrika" over "gepast gedrag aanleren", "kennis over oorsprong doorgeven", "herinneringen van een gedeeld verleden" en over taal en kleding. De begrippen "etniciteit" en "cultuur" worden in definities vaak door elkaar heen gebruikt. "De meeste theoretici definiëren een etnische groep dan ook altijd in culturele termen," schrijft hij. Het probleem is dat bepaalde elementen van een cultuur (bijvoorbeeld taal) de grenzen van etnische groepen kunnen overschrijden. Culturele grenzen komen niet noodzakelijk overeen met etnische grenzen. Daarom werd sociale interactie als onderscheidend element toegevoegd: er was pas sprake van een etnische groep als er onderling interactie was. Maar ook dit is volgens mij een cultureel fenomeen.
  Cashmore, die in zijn boek vooral uitgaat van etnische minderheden, omschrijft etniciteit als een zelfbewuste verzameling mensen met gezamenlijke ervaringen en als een creatieve reactie van een groep die zich achtergesteld voelt. Mijn bezwaar tegen zo'n omschrijving is dat dan ook vrouwen, homo's en gehandicapten, wanneer zij groepsbewustzijn gaan ontwikkelen en zich gaan organiseren, als "etnische groep" aangemerkt moeten worden. Dit gebeurt bij deze groepen echter nooit en zou gevoelsmatig al evident onjuist zijn.
  Wanneer definities van de begrippen "cultuur" en "etniciteit" identiek zijn of elkaar grotendeels overlappen kan één van deze begrippen beter geschrapt worden. Toch bevatten definities van etniciteit ook elementen die iets heel anders laten zien: men heeft het dan over gemeenschappelijke afstamming, fysieke eigenschappen en (gezamenlijk) bloed. Wanneer deze elementen naar voren gehaald worden krijgt etniciteit weer de inhoud van een locaal ras, waarvoor de term aanvankelijk ook werd ingevoerd. In mijn opvatting moet etniciteit ook hiertoe beperkt worden om een duidelijk onderscheid met "cultuur" te creëren. Bij etniciteit gaat het om fysieke onderscheidende kenmerken tussen groepen mensen, bij cultuur om geestelijke onderscheidende kenmerken. Cultuur zit in het hoofd, niet in het lichaam. Etniciteit is fysiek vastgelegd en mensen kunnen aan hun etniciteit niet ontsnappen omdat zij hun lichaam niet kunnen ontvluchten. Hun cultuur kunnen zij echter inruilen voor een andere cultuur. Etniciteit kan allleen heel geleidelijk veranderen door massale interetnische huwelijken, cultuur kan binnen één generatie verdwijnen. Er is daarom geen wezenlijk verband tussen etniciteit en cultuur. Een cultuur kan binnen een bepaalde etnische groep ontstaan, maar zich vervolgens verspreiden naar totaal andere etnische groepen terwijl de oorspronkelijke groep een andere cultuur gaat aanhangen. Een cultuur kan meerdere etnische groepen omvatten, maar een grote etnische groep kan ook meerdere culturen kennen. Een zwarte Afrikaan die in Europa leeft, zich tot christendom of humanisme "bekeerd" heeft, westerse waarden en normen naleeft en Plato en Pascal leest is in alle opzichten iemand die onderdeel uitmaakt van de westerse cultuur.

Door dit duidelijke onderscheid te maken tussen etniciteit (fysiek) en cultuur (geestelijk) voorkomen we de valkuilen die ontstaan in de gangbare definities van etniciteit, waar fysieke en geestelijke elementen gecombineerd worden. Die combinatie levert onoplosbare dilemma's op omdat de ene stroming (de zogenaamde primordialisten) verandering niet kunnen verklaren terwijl voor de andere (de instrumentalisten) de duurzaamheid een raadsel blijft. Verandering binnen een groep heeft echter betrekking op hun cultuur, terwijl de duurzaamheid vastligt in hun (fysieke) etniciteit.


Cultuurrelativisme en cultuurabsolutisme.
Voordat we overgaan tot een behandeling van het begrip "cultuur" moeten we het hebben over twee benaderingswijzen die het cultuuronderzoek bemoeilijken. Omdat een onderzoeker altijd afkomstig is uit een bepaalde cultuur wordt zijn kijk op de (culturele) werkelijkheid altijd gekleurd door de opvattingen en ideeën van die cultuur. Aanvankelijk gingen onderzoekers uit van de superioriteit van hun cultuur en beschouwden zij andere culturen als achterlijk, waarbij die culturen omgevormd moesten worden naar het voorbeeld van hun cultuur. Met de opkomst van de antropologie ontstond een reactie hierop in de vorm van het cultuurrelativisme. Dit stelt dat er geen superieure culturen zijn en dat alle culturen gelijkwaardig zijn. De praktische vertaling van deze houding is dat álle aspecten van culturen geaccepteerd en getolereerd moeten worden, ook de voor outsiders én insiders minder prettige aspecten.
  Tegen het cultuurrelativisme werd in de loop van de tijd een indrukwekkende hoeveelheid bezwaren verzameld. Ton Lemaire vermeldt in zijn "Over de waarde van kulturen" dat het slechts leidt tot "serial ethnocentrism" omdat naast de westerse cultuur nu ook alle andere culturen zich als superieur gaan zien. Het cultuurrelativisme spreekt zichzelf tegen omdat alle uitspraken cultuurgebonden zouden zijn en dus ook de uitspraken van dat cultuurrelativisme, die daarmee niet algemeen geldig kunnen zijn. Claimt het wél universele geldigheid dan ontkent het juist de culturele gebondenheid van oordelen. Tenslotte wil het tolerantie, maar is dan gedwongen de intolerantie van een bepaalde cultuur te accepteren. De intolerantie tolereren uit naam van de tolerantie betekent opnieuw een ingebouwde tegenspraak van het cultuurrelativisme. Paul Cliteur heeft hieraan toegevoegd dat men onterecht de overstap maakt van feiten naar normen: een bepaalde cultuur is verschillend dus zijn die verschillen goed. Daarnaast maakkt het cultuurrelativisme elke kritiek en verandering onmogelijk; alles is gelijkwaardig dus heeft verandering geen zin. Hoewel het cultuurrelativisme wetenschappelijk al lang geen basis meer heeft speelt het in het publieke debat nog altijd een rol.
  Momenteel zien we de slinger weer terugzwaaien naar de oorspronkelijke positie waarbij de eigen cultuur als superieur wordt gezien. Ik zou deze benadering "cultuurabsolutisme" willen noemen. "Etnocentrisme" is hiervoor een onjuiste term omdat we in de vorige paragraaf etniciteit beperkt hebben tot fysieke verschillen tussen groepen en het hier gaat om de culturele en dus geestelijke verschillen. "Eurocentrisme" is een veel te beperkte term omdat het daarbij gaat om het cultuurabsolutisme van Europeanen, terwijl dit absolutisme bij alle culturen kan voorkomen.
  Cultuurabsolutisme is even heilloos en problematisch als cultuurrelativisme. Alle culturen hebben de neiging zichzelf als "de beste" te zien, eigen minpunten te ontkennen of bagatelliseren en de nadelen van andere culturen uit te vergroten. Een ontmoeting tussen culturen op deze basis leidt tot een gesprek van doven. Naast deze subjectieve zelfbeoordeling van culturen is een objectieve vaststelling van welke nu eigenlijk de beste is een onbegonnen zaak. Allereerst moet daarvoor overeenstemming bestaan over een lijst van beoordelingscriteria (bijvoorbeeld: naleving van mensenrechten, democratie (en welke vorm daarvan), sociale cohesie, duurzaamheid, gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking, spreiding van de welvaart, de positie van vrouwen en kinderen etc.). Iedere cultuur zal met zijn eigen lijstje komen waarbij de ene "scheiding van kerk en staat" zal voorstellen en de andere "het primaat van de godsdienst". Het opstellen van één objectieve en wetenschappelijke lijst voor alle culturen zal feiitelijk onmogelijk zijn.
  En wanneer dit nog zou lukken moet het gewicht van de verschillende criteria bepaald worden: tellen ze allemaal in gelijke mate mee of moeten bepaalde zwaarder wegen dan andere? Is duurzaamheid belangrijker dan democratie of omgekeerd? De westerse cultuur zal aardig scoren op de punten democratie en mensenrechten, maar slecht op de onderdelen duurzaamheid en sociale cohesie. Bij andere culturen zal het omgekeerd zijn, maar welke is dan de beste? Ook cultuurabsolutisme blijkt theoretisch en praktisch onmogelijk te funderen, nog afgezien van de arrogante houding die eruit voortvloeit en die geen bijdrage kan leveren aan het oplossen van conflicten in de wereld.
  Er valt een tweetal extreme vormen van cultuurabsolutisme te onderscheiden, waarbij representanten van andere culturen niet slechts als "minder" beschouwd worden maar waarbij zij gedehumaniseerd worden tot "barbaren". Met oogkleppen en vooroordelen worden daarbij anderen gereduceerd tot karikaturen die niets meer met de werkelijkheid te maken hebben. Edward Said heeft de westerse variant als "oriëntalisme" aan de kaak gesteld. In "Occidentalism" hebben Buruma & Margalit de niet-westerse versie beschreven, al slaan zij, kennelijk vanuit een westerse gepreoccupeerdheid, enigszins door wanneer zij het "een ziekte" noemen. Dit heeft zelfs Said nooit van het oriëntalisme beweerd! Oriëntalisme en occidentalisme zijn vergelijkbare vormen van cultuurabsolutisme die in hun extremiteit de onjuistheid van deze ideologie treffend illustreren.

Ik heb ik dit werk een middenpositie ingenomen tussen cultuurrelativisme en cultuurabsolutisme. De culturen van de wereld zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig en er bestaat geen cultuur die "de beste" is. Aan de andere kant heb ik de "alles is goed"-houding vermeden door aan culturen een paar basale mensenrechten-eisen te stellen (het verbod op moord en marteling, het recht op een menswaardig bestaan en de humane omgang met minderheden, vrouwen en kinderen). Dit zijn geen westerse, maar universele waarden die voor alle culturen kunnen gelden zonder dat zij een ernstige aantasting veroorzaken van die cultuur. Daaraan heb ik de eis van ecologische duurzaamheid toegevoegd met het oog op de toekomstperspectieven, ook een eis die cultuuronafhankelijk is. Je zou deze middenpositie "universalisme" kunnen noemen, maar aanhangers van deze term verstaan hieronder toch vooral een wereldwijde verbreiding van de westerse cultuur en de term klinkt ook teveel naar culturele homogenisatie. Ik geef daarom de voorrkeur aan de term "cultuurrealisme".
  Aan iemand die de culturen van de wereld onderzoekt moeten buitengewoon hoge eisen gesteld worden. Zo zal deze onderzoeker bijzonder kritisch moeten staan tegenover de eigen cultuur. Iemand die content is met de eigen cultuur diskwalificeert zich hiermee al bij voorbaat als cultuuronderzoeker. De culturele vooringenomenheid die hieruit voortvloeit maakt immers dat hij niet meer open en onbevangen naar andere culturen kan kijken. De kritiek ten opzichte van de eigen cultuur mag echter niet doorslaan in zelfhaat en Scruton's "cultuur van verloochening", want dan wordt de kans groot dat andere culturen met onvoldoende kritisch vermogen beoordeeld worden en de onderzoeker zichzelf reduceert tot applausmachine. Dit koorddansen tussen twee valkuilen maakt van het onderzoek van andere culturen misschien wel de moeilijkste wetenschap, veel moeilijker dan de sociale wetenschappen die zich met aspecten van de eigen cultuur bezighouden, om over de comfortabele positie van natuurwetenschappers maar tte zwijgen.
  In dit boek heb ik me bijzonder kritisch opgesteld ten opzichte van mijn eigen cultuur. Geen cultuur krijgt er zo van langs als de westerse. Maar tevens heb ik me zeer kritisch opgesteld tegenover de culturen die ik bezocht en in geen enkel geval was mijn eindoordeel onverdeeld positief. Ik hoop hiermee voldaan te hebben aan de strenge criteria die ik mezelf heb gesteld. Of ik hierin geslaagd ben is aan het oordeel van de lezer.


Het begrip "cultuur".
Na deze inleidende beschouwingen kunnen we ons bezig gaan houden met wat cultuur nu eigenlijk is. In de definitie van Sir Edward Tylor uit 1871 is het "that complex whole which includes knowledge, belief, art, morals, law, custom and any onther capabilities and habits acquired by man as a member of society" (cursivering van mij, EJG). Sinds die tijd zijn er nauwelijks definities opgesteld die het begrip sterker specificeren. Duidelijk in de definitie is dat cultuur verworven moet worden, en dus niet erfelijk is, en dat het iets collectiefs is waaraan het individu deelneemt.
  Het nadeel van zo'n definitie waarbij een reeks deelgebieden wordt genoemd, en er zijn talloze andere met nog langere lijstjes, is dat het de suggestie wekt een limitatieve opsomming te zijn waarbij andere, niet genoemde, deelgebieden van het menselijk leven niet tot de cultuur behoren. Cultuur wordt dan feitelijk beperkt tot een onderdeel van het menselijk le- ven, een betekenis die het ook heeft in het populaire spraakgebruik waarin bijvoorbeeld gesproken wordt over "politiek, economie, cultuur, wetenschap etc." In deze betekenis gaat het echter om cultuur met grote of kleine c, dus om kunst, muziek, film, volksdansen, festivals, lezingen etc. In de cultuurtheorie gaat het echter niet alleen om deze fenomenen, maar om álle facetten van het menszijn.
  In mijn definitie van cultuur komt dit tot uitdrukking. Cultuur is alles wat mensen denken en doen, inclusief de producten van dat denken en doen. Politiek en economie, wetenschap, techniek, onderwijs en sport: alles vormt een onderdeel van de cultuur. Cultuur is zowel een Mahler-symfonie als een computerspelletje, zowel een boekwinkel als een autofabriek, zowel sociale omgangsvormen als het speculeren op de beurs. Het in bepaalde kring zorgvuldig gekoesterde onderscheid tussen "high culture" en "low culture" is voor de cultuurtheorie niet van belang. Het kan iets zeggen over het ontwikkelingsniveau van een bepaalde cultuur, maar ook een samenleving met louter "low culture" blijft een cultuur. Cultuur in deze brede betekenis kan opgevat worden als een hoofdsysteem waarbinnen politiek, economie, wetenschap, techniek en cultuur in engere zin als subsystemen fungeren.

Cultuur van dieren?
De definitie geeft aan dat cultuur specifiek menselijk is. Dieren hebben geen cultuur. Cultuur geeft altijd al een breuk met de natuur aan en het verschil tussen dier en mens vormt zijn cultuur.
  De primatoloog Frans de Waal is van mening dat dieren wel over cultuur beschikken en vindt dat cultuurdefinities zodanig gekozen worden dat zij dieren uitsluiten. Definiëring van cultuur ligt volgens hem zo gevoelig omdat hierbij de plaats van de mens in de kosmos in het geding is. In "The Ape and the Sushi Master" is zijn definitie echter zodanig ruim dat de meeste (hogere) dieren eronder vallen. Cultuur is volgens hem de niet-genetische overdracht van gedrag en informatie. De overgang bij de mens van natuur naar cultuur is geleidelijk geweest en de mens heeft de natuur nooit achter zich gelaten. "Het idee dat we de enige soort zijn waarvan de overlevingskansen afhangen van zijn cultuur is waarschijnlijk onjuist, en elke poging om natuur en cultuur tegenover elkaar te zetten berust op een misvatting." De ontwikkeling van de cultuur is inderdaad geleidelijk geweest en de eerste mensen zullen niet veel verschild hebben van de huidige mensapen. De kwantitatieve opeenstapeling van aangeleerd gedrag heeeft echter tot een kwalitatief verschil geleid tussen mens en dier. De Waal haalt de onderzoeker Tomasello aan die het heeft over een cultureel "liereffect" waarbij nieuwe uitvindingen op oude gestapeld worden, wat voor hem uniek menselijk is. De Waal moet dit schoorvoetend toegeven. Staat de positie van de mens in de kosmos ter discussie bij de keuze voor een cultuurdefinitie? Dat de mens onderdeel uitmaakt van de natuur en uit de apen geëvolueerd is staat al lang vast en verandert niet door een inclusief menselijke cultuurdefinitie. Door zijn cultuur neemt de mens echter wel een bijzondere plaats in de wereld in.
  Dat er verschil is tussen aangeboren en aangeleerd gedrag is al lang bekend. Dieren zijn niet meer de louter instinctmatig functionerende automaten waarvoor ze enkele eeuwen geleden nog werden gehouden. Aangeleerd gedrag bij dieren is echter altijd "natuur" genoemd; door dit nu "cultuur" te gaan noemen vervaag je het verschil tussen natuur en cultuur. Definities zijn er juist om zaken af te perken en onderscheid te maken. De Waal komt met het voorbeeld van een definitie voor "eten" die zodanig beperkt wordt dat alleen het naar binnen werken van voedsel met behulp van bestek hier onder valt. Volgens hem wordt dan het eetgerei verward met het het wezen van eten. Dat wezen is dat er eten in de maag komt en op dat punt is de mens niet uniek. Biologen kijken volgens hem naar de essentie van een proces en niet naar de manier waarop dat plaats vindt. Hij verwijt mensen die taal, onderwijs, waarden etc. tot definiërende eigenschappen van cultuur maken dat zij het bestek van het proces verwarren met de esseentie ervan.
  De essentie van eten is inderdaad dat er voedsel in de maag wordt gestopt, maar dit geldt voor alle dieren. Mensen onderscheiden zich volgens mij door de manier waarop ze dat doen. Zij hebben afstand genomen van de natuurlijke manier om dat alleen met hun mond en handen te doen. Die breuk met het natuurlijke vormt juist de cultuur. Van iemand die zich als een uitgehongerd dier op de maaltijd stort en met handen en voeten eet zeggen we dan ook: "Die heeft geen cultuur!"
  In De Waal's cultuurdefinitie is aangeleerd gedrag een kwestie van conformisme, voortkomend uit de behoefte erbij te horen. Kennis, gedrag of vaardigheden die individuen zich op eigen houtje eigen maken valt er volgens hem niet onder. Bij mensen is dit juist wel het geval. Cultuur bij de mens is niet alleen een kwestie van conformisme, maar ook van non-conformisme; het afzetten tegen en het verwerpen van de dominante cultuur. Dat zie je bij dieren niet. Juist de individuele menselijke cultuurcreatie levert ideeën en producten op die tot de hoogste van het cultuurdomein behoren.
  Het aangeleerd gedrag van mensapen zouden we pre-cultureel kunnen noemen. Het is een overgangsfase tussen natuur en cultuur. Chimpansees gebruiken stenen om noten te kraken, schrijft de paleontoloog Richard Leakey in "Origins reconsidered", maar het gebruik door prehistorische mensen van stenen om schilfers te slaan van andere stenen om zo snijwerktuigen te vervaardigen is iets totaal anders. En het is mogelijk dat mensapen in de toekomst de kwalitatieve stap naar echte cultuur zullen maken, misschien als de menselijke cultuur door zelfdestructie verdwenen is.

Cultuur en structuur.
Deze begrippen worden meestal tegenover elkaar gesteld. In deze opvatting heeft een samenleving een structuur (een indeling in sociale klassen of een hiërarchisch opgebouwd bestuursapparaat met toenemende macht naarmate men hoger opstijgt in de hiërarchie) en een cultuur (die bestaat uit waarden en normen, omgangsvormen etc.). Cultuur en structuur kunnen echter niet zo tegenover elkaar worden gezet. Het kastenstelsel vormt duidelijk een manier waarop de Indiase samenleving nog altijd gestructureerd is. In een boek over de cultuur van India zal dat kastenstelsel echter ook voorkomen. De paradox wordt veroorzaakt doordat cultuur in bovengenoemde opvatting verengd wordt tot waarden, normen en omgangsvormen. Wij hanteren echter een veel bredere cultuurdefinitie waarbij alle menselijke activiteiten en producten tot de cultuur gerekend worden. De structuur (van een samenleving of organisatie) is daarbij gewoon een onderdeel van de cultuur. Wil men tegenover de structuur een verzamelterm hebben die alle nieet-structurele elementen overkoepelt dan moet hiervoor een ander begrip ingevoerd worden. Want in dit verband het woord "cultuur" gebruiken suggereert een tegenstelling die er niet is.


Algemeen menselijke cultuur en specifieke culturen.
Tot nu toe hebben we gesproken over de algemeen menselijke cultuur die de mens onderscheidt van de dieren. Hiermee kunnen we echter niet volstaan omdat zo'n algemeen begrip onvoldoende is om de diversiteit van de menselijke cultuur te kunnen onderzoeken en begrijpen. Het zou vergelijkbaar zijn met de situatie waarin biologen niet verder zouden komen dan de term "dieren" en geen verdere onderverdeling zouden hanteren. Biologie als wetenschap zou dan niet meer inhouden dan de constatering dat er dieren zijn en dat die verschillend zijn van planten. Als we meer willen weten van de menselijke cultuur zullen we dus ook een verdere onderverdeling moeten aanbrengen, met andere woorden: ons begrippenapparaat moeten uitbreiden.
  Velen zijn echter van mening dat dit maar beter niet kan plaatsvinden en dat we ons moeten beperken tot de vaststelling dat er één algemene menselijke cultuur is. Edward Said is zelfs van mening dat een onderscheiding in verschillende culturen stimuleert tot het voeren van oorlogen tussen culturen. Een vreemde redenering. De meeste oorlogen zijn gevoerd tussen nationale staten, maar er is geen zinnig mens die daarom het bestaan van nationale staten gaat ontkennen. Aanhangers van de stelling dat we de algemeen menselijke cultuur niet verder moeten onderverdelen hanteren de volgende kronkelredenering: als je de menselijke gemeenschap gaat opdelen in culturen zou dat wel eens kunnen leiden tot discriminatie, we willen geen discriminatie dus moeten we het bestaan van verschillende culturen ontkennen. Om de vergelijking met de biologie weer te trekken: we mogen geen onderscheid maken tussen honden, katten en krokodillen want "dan zouden krokodillen weleens gediscrimineerd kunnen worden".
  Deze mensen willen niet uitgaan van de werkelijkheid zoals die is, maar hanteren een utopische blauwdruk in hun hoofd en willen de wereld voegen naar dat model. Zij lopen als het ware constant met een virtual reality-helm op hun hoofd rond dat een driedimensionaal cultureel "love and peace"-programma afdraait. Ik denk echter dat we uit moeten gaan van de realiteit. Zoals het ontkennen van nationale staten niet leidt tot het verdwijnen ervan zo blijven verschillende culturen bestaan ook als ze niet erkend worden. En de mogelijke conflicten tussen culturen zijn onbegrijpelijk als het bestaan van culturen ontkend wordt, laat staan dat er dan strategieën ontwikkeld kunnen worden om dit soort conflicten te voorkomen. Door de algemeen menselijke cultuur verder onder te verdelen kunnen we die cultuur pas zinvol onderzoeken en begrijpen, kunnen we potentiële oorzaken voor conflicten onderkennen en daarop ons handelen afstemmen. Een kunstmatig gecreëerde onwetendheid is in feite struisvogelpolitiek en de koop in het zand steken heeft nog nooit geleid tot oplossingen. Verder worden op allerlei andere terreinen onderverdelingen gehanteerd: we hebben het over mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, rangen en standen, rijke en arme landen. Tegen dit soort onderverdelingen wordt nooit geageerd terwijl zij evenzeer een potentiële wij-zij-verhouding oproepen. Het is onlogisch om in het geval van culturen ineens een uitzondering te maken.
  Als we uitgaan van de realiteit zoals die is zullen we het bestaan van verschillende culturen moeten erkennen. Aspecten van het leven die voor alle mensen gelden zoals eten en drinken, huwelijk en sex, rituelen rond geboorte en dood en de zorg voor kinderen en ouderen blijken op verschillende plaatsen van de wereld een heel andere vorm te krijgen. Het bestaan van verschillende culturen is evident. Een Europeaan die in India of op het platteland van China rondreist zal een wereld ervaren die in vrijwel alle opzichten anders is. En dezelfde ervaring zal opgedaan worden door een Chinees die in de binnenlanden van Afrika gedropt wordt, een Cambodjaanse boer die in New York wordt losgelaten of een Afrikaan die ondergebracht wordt in een iglo bij de Eskimo's. Een gevoel van ontheemdheid is iets dat al deze mensen in zo'n situatie zullen delen, een gevoel dat niet zou bestaan als er slechts één wereldwijde menselijke cultuur zou zijn. Ook het bestaan van het fenomeen cultuurshock toont aan dat de wereld mmeerdere culturen bevat, want de confrontatie met je eigen cultuur levert geen cultuurshock op.
  Een tweede bewijs voor het bestaan van verschillende culturen is het zelfbeeld dat die culturen hebben. Als wij het over onszelf hebben praten we over de westerse cultuur of het Westen, en daarmee bedoelen we niet Afrika, India of China. Andere culturen hebben een vergelijkbaar zelfbeeld waarbij zij onder andere ons uitsluiten. De wereld bestaat kennelijk uit grote groepen mensen die een onderlinge band zien, een band die zij niet hebben met de rest van de wereld. Moslimlanden zijn zeer divers, maar een Marokkaan of Indonesiër die een bezoek brengt aan het Midden-Oosten zal als "lid van de club" beschouwd worden, een behandeling die een Amerikaan of Chinees in zo'n geval niet zal krijgen.
  Tenslotte blijkt het bestaan van verschillende culturen uit het feit dat grote groepen mensen anderen typeren als behorend tot een vreemde cultuur. De naïeve westerling die zichzelf "wereldburger" noemt zal merken dat hij door anderen toch als westerling wordt beschouwd, ook al profileert hij zichzelf helemaal niet als zodanig. De "wereldburger" blijkt alleen te bestaan in het hoofd van degene die zich zo typeert, maar niet in de ogen van anderen. Zelfs degene die zich volledig probeert aan te passen en als sadhu aan de Ganges of als boeddhistische monnik in een klooster gaat mediteren zal door de plaatselijke bevolking nog altijd als (excentrieke) westerling beschouwd worden.
  Het bestaan van verschillende culturen zullen we dus als een vaststaand gegeven moeten beschouwen. Die culturen zijn net zo reëel als het bestaan van continenten of nationale staten. Tegen die realiteit van culturen wordt vaak ingebracht dat de grenzen vaak onduidelijk zijn waardoor ze als praktisch concept onbruikbaar zijn. Hetzelfde argument werd gebruikt tegen het bestaan van rassen. Daar moest echter vastgesteld worden dat 99% van de wereldbevolking wel degelijk ingedeeld kon worden en dat twijfelgevallen marginaal waren. Hetzelfde kan gezegd worden van een indeling in culturen. De juistheid van het principe dat "uitzonderingen de regel bevestigen" blijkt ook hier. Het is veel te radicaal en ook niet constructief om op grond van een paar vage grensgevallen het bestaan van een entiteit te ontkennen. De oostgrens van Europa is ook onduidelijk, maar het gaat te ver om daarom het bestaan van Europa af te wijzen.
  Een tegenargument dat ook gebruikt wordt is dat culturen niet stabiel zijn, voortdurend veranderen en daarom niet zinvol onderzocht kunnen worden. Dit argument kan echter op alle facetten van het menselijk leven toegepast worden zodat we dan maar beter helemaal kunnen afzien van kennisverwerving en wetenschap. We herkennen hier het radicale standpunt van Heraclitus met zijn "alles stroomt", een redenering die zoveel indruk maakte op Plato dat hij kennis van deze wereld helemaal opgaf en alleen nog het verkrijgen van inzicht in "eeuwige waarheden" die in een metafysische wereld bestonden als object van wetenschap beschouwde. Tegenwoordig wordt een pragmatischer standpunt ingenomen; fenomenen veranderen, maar die verandering gaat niet zó snel dat bestudering ervan zinloos zou zijn. Culturen bestaan vaak eeuwen en soms duizenden jaren. Zowel de westerse als de islamitische cultuur hebben een geschiedenis van ruim 1300 jaar. Dit lijkt toch een voldoende lange tijd om bestudering en kennisverwerving ervvan zinvol te maken.
  Tenslotte is er het door Edward Said naar voren gebrachte tegenargument dat culturen niet van elkaar onderscheiden kunnen worden omdat ze allemaal "hybride" en "heterogeen" zouden zijn en allemaal dezelfde mengelmoes van verschillende elementen zouden bevatten. Deze opvatting begint inmiddels ook tot het publieke debat door te dringen waarbij mensen beweren dat ze een "hybride identiteit" hebben. Dit wordt dan aldus verwoord: "Ik ben Fries, tegelijk Nederlander, tegelijk Europeaan en tegelijk westerling." Deze misvatting wordt veroorzaakt door het volstrekt ontbreken van een cultureel begrippenapparaat, want het gaat hier niet om een hybride cultuur maar om de stapsgewijze opstijging vanaf de locale cultuur naar de overkoepelende wereldcultuur. Werkelijk hybride zou iemand zijn die zegt: "Ik behoor tot de islamitische cultuur, ben tegelijk westerling en hang het boeddhisme als levensovertuiging aan." Maar zulke mensen zijn uiterst zeldzaam, áls ze al bestaan.
  Dat culturen elementen van elkaar overnemen is een feit, maar in dit werk heb ik een onderscheid gemaakt tussen beïnvloeden en bepalen. Beïnvloeden heeft betrekking op minder belangrijke zaken, bepalen op kernzaken. Dat westerlingen tatoeages aanbrengen wil niet zeggen dat de westerse cultuur daarmee deels Polynesisch is geworden. Als we echter christendom en humanisme hadden ingeruild voor de Polynesische religie dan was inderdaad een mix ontstaan van westerse en Polynesische cultuur. Zolang culturen elkaar slechts beïnvloeden is er geen sprake van hybride culturen en kunnen zij als zelfstandige entiteiten onderscheiden worden. Door het proces van globalisering is nu echter wel sprake van het bepalen van andere culturen door de westerse. Wat zijn nu de kernzaken waardoor we culturen als zelfstandige eenheden kunnen onderscheiden en daardoor tevens kunnen vaststellen in welke mate er sprake is van een bepaling door een andere cultuur?

Fundamentele onderscheidende kenmerken van culturen.
Bij deze kenmerken maak ik onderscheid tussen primaire en secundaire. De primaire vormen werkelijk de kern van een cultuur zonder welke de cultuur niet meer als zelfstandige eenheid aangemerkt kan worden. De secundaire geven de cultuur haar karakter, maar zijn veel minder bepalend en zouden eventueel veranderd kunnen worden.

Primaire kenmerken.
Godsdienst en levensovertuiging. Hiertoe behoren religies maar ook niet-religieuze levensovertuigingen als humanisme en confucianisme. In dit boek heb ik op diverse plaatsen moeten constateren dat religies het hart, de motor van een cultuur vormen die de hele cultuur bij elkaar houden. Verzwakt of verdwijnt die religie dan valt ook de cultuur uiteen tot losse, geïsoleerde elementen met weinig overlevingskansen. Religie en levensovertuiging bieden mensen uitleg over het hoe en waarom van hun leven, geven praktische aanwijzingen hoe te leven en bieden een perspectief op de toekomst. Verleden, heden en toekomst van een cultuur worden door religie of levensovertuiging geïntegreerd. De grote culturen worden daarom vrijwel allemaal vernoemd naar hun dominante religie.
Bepalend is ook de rol die religie speelt in het openbare leven: is er sprake van scheiding van kerk en staat of speelt de religie ook hier een grote rol (met een theocratie als het andere uiterste).
Waarden en normen. Waarden zijn de fundamentele ideeën die in een cultuur bestaan over zaken die belangrijk geacht worden. Normen zijn de daaruit afgeleide richtlijnen voor het praktisch handelen. Zo kan de onschendbaarheid van de menselijke persoon een waarde zijn en de daaruit afgeleide normen dat hij of zij niet vermoord, mishandeld of ongerechtvaardigd opgesloten mag worden. Waarden en normen bepalen de manier waarop binnen een cultuur mensen met elkaar omgaan. Uiteraard zijn waarden en normen sterk beïnvloed door godsdienst en levensovertuiging.
(Het bewustzijn van) geschiedenis. Elke cultuur heeft een geschiedenis maar van belang is of deze geschiedenis levend wordt gehouden. Geschiedenis toont een cultuur hoe men zo geworden is en laat zien dat het heden geen statisch, onveranderlijk moment is maar een fase in een ontwikkeling. Geschiedenis gaat daarom over zowel verleden, heden als toekomst (net als de godsdienst). Blijven geschiedenisboeken ongelezen en worden oude verhalen niet meer doorverteld dan verdwijnt niet alleen het geheugen van een cultuur, maar wordt het heden ook onbegrijpelijk en de toekomst zonder perspectief.

Secundaire kenmerken.
Taal. Dit is een opvallend kenmerk van een cultuur en iemand die echt wil doordringen in een cultuur zal de taal moeten leren. Taal is echter vooral praktisch en veel minder cultureel principieel. Wereldculturen bevatten altijd meerdere talen. De taal van een in de natuur levende "primitieve" gemeenschap kan uiteraard de taal van een hoogtechnologische samenleving niet vervangen vanwege het niet daarop afgestemde idioom, maar een taal van een andere hoogtechnologische maatschappij kan dat wel zonder dat de cultuur van die samenleving wezenlijk verandert.
Zeden en gebruiken. Terwijl waarden en normen de theorie vormen gaat het hierbij om de praktijk. Terwijl de eersten onzichtbaar zijn gaat het hier om de zeer zichtbare kanten van het sociale functioneren van een cultuur. Die praktijk zal vaak afwijken van de theorie en in de ene periode van een cultuur zullen waarden en normen strikter worden nageleefd dan in een andere. Die praktijk kan op een bepaald moment (bijvoorbeeld door buitenlandse invloed) lijnrecht tegenover de theorie komen te staan maar zolang die theorie niet ter discussie staat blijft de cultuur als zelfstandige entiteit herkenbaar, al kent zij dan een intern schisma.
Politiek. De manier waarop het bestuur van een samenleving vorm krijgt is vaak een afgeleide van de primaire kenmerken van een cultuur. Politieke systemen kunnen echter in de loop van de geschiedenis veranderen zonder dat de cultuur op zich daardoor anders wordt. Een dictatuur kan zich transformeren tot een democratie en een democratie kan weer afzakken tot een dictatuur, maar de culturele continuïteit blijft gehandhaafd. Een politiek systeem dat werkelijk in strijd is met de cultuur zal op termijn niet te handhaven zijn.
Economie. De economie die een cultuur gebruikt bepaalt in belangrijke mate de aanblik ervan. Een agrarische samenleving functioneert heel anders dan een industriële, een gesloten economie levert een andere samenleving op dan een open economie. Toch hebben wereldculturen de overstap naar een andere economie vaak kunnen maken zonder dat hun cultuur wezenlijk wijzigde. Zolang de nieuwe economie de primaire kenmerken niet aantast blijft de cultuur functioneren. Bij de mondiale economie van het globaliseringstijdperk hebben we echter moeten vaststellen dat deze aantasting wél plaatsvindt.
Techniek. Hierover kan hetzelfde gezegd worden als over economie. Een cultuur kan zich ontwikkelen van een samenleving met eenvoudige technieken naar een hoogtechnologische samenleving en toch zichzelf blijven wanneer de primaire kenmerken niet aangetast worden. Techniek heeft naast de vorm vaak ook een culturele inhoud, zoals we hebben laten zien aan de hand van internet en satelliet-TV. Wanneer die inhoud de eigen cultuur niet ondersteunt vindt een afbraakproces plaats.
Recht. Het systeem van rechtsregels in een samenleving is vaak een uitvloeisel van primaire kenmerken als levensovertuiging en waarden en normen. Daarnaast zijn er veel regels die slechts een praktische functie hebben (bijvoorbeeld ten aanzien van de bouw van dakkapellen). Deze laatste kunnen zonder probleem gewijzigd worden zonder dat de cultuur hiermee verandert. Maar fundamentele rechtsregels horen de primaire kenmerken te ondersteunen; doen zij dat niet dan ondermijnen zij de bestaande cultuur.
Cultuur (in engere zin). Hierbij gaat het dus om kunst, muziek, film, TV, festivals etc. Wanneer een beperkt aantal films, TV-programma's etc. uit een andere cultuur vertoond worden leidt dit niet tot een verandering van de cultuur, noch in enge noch in brede zin. Het kan dan juist positief gezien worden als "kennismaking met andere culturen". Dit is de situatie die in westerse landen bestaat. Wanneer er echter sprake is van een vloedgolf van vreemde cultuurproducten verandert de cultuur in enge zin en vervolgens die in brede zin. Dit laatste komt omdat de cultuur in enge zin aanvankelijk de eigen cultuur ondersteunde en, na de vloedgolf, die cultuur juist ondermijnt door de primaire kenmerken te ondergraven. Dit is de situatie die in veel niet-westerse landen bestaat.

We hebben gezien dat de secundaire kenmerken een cultuur kunnen kleuren en karakter kunnen geven, maar dat zij grote veranderingen kunnen ondergaan zonder dat die cultuur wezenlijk wordt aangetast. Je zou het kunnen vergelijken met de spreekwoordelijke "krenten in de pap", maar ook zonder die krenten (of met rozijnen in plaats van krenten) blijft er sprake van pap. Een cultuur verandert pas echt wanneer de primaire kenmerken veranderen, hetzij door deze rechtstreeks aan te vallen hetzij door de secundaire kenmerken zodanig te veranderen dat zij de primaire gaan ondermijnen. Toynbee voelde dit verschil al aan toen hij schreef: "Zij (beschavingen) zijn niet opgebouwd uit naaimachines, tabak en geweren, zelfs niet uit alfabetten en telwoorden." Bij de start van het kolonialisme rond 1500 zag je deze twee verschijnselen tegelijkertijd optreden. De verbreiding van missie en zending was een frontale aanval op andere culturen omdat hun traditionele godsdienst onderdrukt en vervangen werd. De transformatie vvan hun economieën en de opname in het westers wereldsysteem was een indirecte aanval omdat hierdoor hun traditionele waarden- en normensystemen geleidelijk ondermijnd werden.
  Door het onderscheid dat we gemaakt hebben tussen primaire en secundaire kenmerken van een cultuur en doordat we gezien hebben dat de secundaire de primaire kunnen ondersteunen danwel ondermijnen kan nu duidelijk worden wanneer er sprake is van beïnvloeding en wanneer van bepaling door een andere, vreemde cultuur. Van beïnvloeding is sprake wanneer de veranderingen louter beperkt blijven tot de secundaire kenmerken. Van bepaling is sprake wanneer de primaire kenmerken veranderen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verandering van secundaire kenmerken die de primaire ondermijnen. In dit werk hebben we met talloze voorbeelden laten zien dat de westerse cultuur slechts beïnvloed wordt door andere culturen, terwijl de niet-westerse culturen in toenemende mate bepaald worden door de westerse.

Voor alle duidelijkheid moet nog eens gesteld worden dat etniciteit (en dus ras in de verouderde opvatting) geen onderscheidend kenmerk van culturen is. Grote culturen omvatten vaak meerdere etniciteiten terwijl een bepaalde grote etnische groep verdeeld kan zijn over meerdere culturen. In het verleden werd de westerse cultuur nogal eens gelijkgesteld met het "blanke ras", maar dezelfde etniciteit kwam voor in de oosters-christelijke wereldcultuur. De grote instroom van zwarte Afrikanen in Noord- en Zuid-Amerika heeft de etnische samenstelling van het continent veranderd zonder dat de cultuur wezenlijk veranderde omdat de invloed (muziek, dans) slechts betrekking had op secundaire kenmerken. Slechts bij kleinere culturen (op nationaal of regionaal niveau) met een etnisch homogene samenstelling kan etniciteit door die cultuur beleefd worden als onderscheidend kenmerk. Dit moet echter als "vals bewustzijn" afgewezen worden vanwege het principiële onderscheid dat we gemaakt hebben tussen cultuur en etniiciteit. Cultuur zit immers in het hoofd, niet in het lichaam.

Continuïteit en verandering van culturen.
Met betrekking tot de duurzaamheid van een cultuur stonden lang twee extreme visies tegenover elkaar. De ene groep zag culturen als volkomen onafhankelijk, intact en "heel", door waterdichte compartimenten gescheiden van andere culturen. De andere groep, van Said c.s., ging uit van een voortdurende interactie en wisselwerking tussen culturen en een continue verandering waardoor zelfstandige culturen eigenlijk niet meer te onderscheiden waren. Beide visies waren in strijd met de feiten, want terwijl onderlinge contacten en beïnvloeding van culturen onontkenbaar zijn kunnen culturen wel degelijk als zelfstandige entiteiten onderscheiden worden en kunnen zij verbluffend lang in de tijd bestaan. De eerste visie was niet in staat om veranderingen van een cultuur te verklaren, want als er geen contacten met de buitenwereld zijn blijven de veranderingsopties zeer beperkt. De tweede visie kon de duurzaamheid van culturen niet uitleggen, want als er sprake is van voortdurende verandering is er geen enkele conntinuïteit meer.
  Wij zullen hier opnieuw een middenpositie innemen, een positie die veel meer in overeenstemming is met de feiten. Culturen kunnen als zelfstandige entiteiten onderscheiden worden, maar functioneren niet in een vacuüm. Zij worden omringd door andere culturen waarmee zij contacten hebben, die zij beïnvloeden en waardoor zij beïnvloed worden. Het raadsel hoe culturen kunnen veranderen terwijl zij tevens hun continuïteit kunnen garanderen wordt opgelost door het onderscheid dat wij gemaakt hebben tussen primaire en secundaire kenmerken. Handhaving van de primaire kenmerken leidt tot continuïteit terwijl gehele of gedeeltelijke verandering van de secundaire kenmerken het veranderingspotentieel van een cultuur laten zien. Ook de primaire kenmerken zijn niet onveranderbaar, zoals wij hebben gezien. Door een frontale aanval op deze kenmerken of door een indirecte, via een ondermijnende verandering van secundaire kenmerken, kan een cultuur als zelfstandige entiteit geheel verdwijnen door een transformatie ttot een andere cultuur.

Cultuur en identiteit.
Identiteit is in moderne opvattingen in toenemende mate een zaak van individuen en individuele keuzes geworden. Ieder individu creëert in deze opvatting in volledige vrijheid zijn eigen identiteit. Ik heb deze tendens bekritiseerd omdat, wanneer individuen zelf hun eigen godsdienst of levensovertuiging kiezen en een eigen pakket van waarden en normen opstellen, de samenleving desintegreert. Godsdienst en levensovertuiging en waarden en normen hebben we in het bovenstaande immers als de primaire kenmerken van een cultuur benoemd. Wanneer de leden van een cultuur de bestaande overtuigingen, waarden en normen niet meer overnemen maar vervangen door andere is het duidelijk dat sprake is van een frontale aanval op de eigen cultuur. Wanneer alle individuen dezelfde keuzes maken ten aanzien van de nieuwe godsdienst/levensovertuiging en het waarden- en normenpakket ontstaat in ieder geval nog een nieuwe gezamenlijke cultuur. Maar bij een volledige keuzevrijheid van individuen is die optie zeer onwaarschijnliijk. Onvermijdelijk is dus dat de samenleving dan gaat bestaan uit een warwinkel van tientallen levensovertuigingen en waarden- en normenpakketten die onderling vaak tegenstrijdig zullen zijn. Omdat de geschiedenis van de cultuur vervolgens niet meer aansluit bij de nieuwe levensovertuigingen van de mensen zal er een afnemend belang aan worden gehecht. Zo worden alle drie primaire kenmerken van de cultuur afgebroken terwijl er geen nieuwe gezamenlijke cultuur voor in de plaats komt. Slechts het bestaande politieke systeem en de economie moeten de samenleving dan nog bij elkaar houden, maar dit wordt moeilijk omdat de samenbindende krachten van de cultuur verdwenen zijn en een lege huls is achtergebleven.
  We kunnen onderscheid maken tussen de collectieve identiteit van een cultuur en de identiteit van de individuen van die cultuur. Idealiter vallen deze samen, als men die cultuur tenminste wil laten voortbestaan. Identiteit hoort dus iets gezamelijks te zijn, iets dat je deelt met de andere leden van die cultuur. Het geïsoleerde individu in Rousseau's theoretische constructie, de "edele wilde" in zijn natuurtoestand, heeft dus feitelijk geen identiteit. Hetzelfde kan gezegd worden van het losgeslagen individu in de urbane jungle van de moderne samenleving. Identiteit is het bewustzijn van de eigen cultuur. De drie primaire kenmerken van de cultuur horen daarvan in ieder geval onderdeel uit te maken: godsdienst/levensovertuiging, waarden en normen en het bewustzijn van de gezamenlijke geschiedenis.
  Waar blijft dan nog de vrijheid van het individu, zullen sommigen opmerken. Leiden dit soort opvattingen niet tot dwingelandij en een "culturele dictatuur"? Op de eerste plaats wil ik tegenwerpen dat de overeenstemming tussen de leden van een cultuur vooral betrekking moet hebben op de primaire kenmerken; de secundaire bieden nog voldoende mogelijkheden om afwijkende meningen te hebben over politiek, economie en cultuur in engere zin. Niet iedereen hoeft een Mahler-liefhebber te worden, luisteren naar Afrikaanse of Chinese muziek is net zo acceptabel. Op de tweede plaats wil ik over de acceptatie van de primaire kenmerken opmerken dat het onvermijdelijk is en getuigt van pragmatisme. Het is onvermijdelijk als we een gezamenlijke cultuur en een werkelijke samenleving in stand willen houden. En wat het pragmatisme betreft wil ik aansluiten bij de wijsheid van de sofist Protagoras van Abdera. Hij stelde dat, aangezien het onmogelijk is uit te maken welke godsdienst de juiste is, ieder mens het beste dde godsdienst van de eigen stad kan aanhangen (we spreken in de context van de Griekse stadstaten). Wie toch voor een andere godsdienst kiest haalt zich hierdoor onnodig problemen op de hals, onnodig omdat ook van deze godsdienst niet vaststaat dat het de juiste is. Wat hij zegt over godsdienst is onverkort van toepassing op waarden en normen.
  Daarom moeten we constateren dat overname van de primaire kenmerken van de eigen cultuur het beste is voor zowel die cultuur als voor het individu. De aanvaarding van een andere godsdienst of levensovertuiging en een ander waarden- en normenpakket levert voor het individu geen voordelen op terwijl het de cultuur benadeelt. Daarom kunnen westerlingen zich het beste houden bij christendom en humanisme, terwijl bewoners van islamitische landen de islam blijven aanhangen. Wie in het Westen of in de islamitische wereld kiest voor het boeddhisme isoleert zichzelf ten opzichte van zijn medebewoners en leeft daarnaast in een culturele context die zijn nieuwe geloof niet ondersteunt. Absolute vrijheid van het individu is niet alleen onmogelijk, maar ook onwenselijk.
  Ondertussen gaan de maatschappelijke ontwikkelingen juist in de tegenovergestelde richting. Illustratief is de discussie die ontstond over de tekst van de preambule van de Europese grondwet, waarin verwezen werd naar de achtergronden van Europa. Hoewel het humanisme hierin als inspiratiebron uitdrukkelijk werd genoemd mocht het christendom niet vermeld worden en werd volstaan met een verwijzing naar de "religieuze (...) tradities van Europa". Terwijl het hierbij voor 95% om het christendom gaat! Tegenstanders van een uitdrukkelijke vermelding kwamen met onzinnige argumenten als de scheiding van kerk en staat. Het ging hierbij echter louter om de tekst van de preambule, een inleidend blablaverhaaltje over de achtergronden van de Europese cultuur, en niet om een verweving van christelijke elementen met de artikelen van de grondwet zelf. Uit deze discussie, en het resultaat ervan, blijkt dat Europeanen hun historische wortels niet alleen niet meer kennen, maar ook niet meer willen kennen. Een hooggeleeerd persoon beweerde in een andere context: "Europa bestaat nu 50 jaar." Wanneer hiermee de Europese Unie en zijn voorgangers bedoeld zijn zou dit kloppen, maar daarop had de uitspraak geen betrekking. Europa heeft kennelijk geen godsdienst en geen geschiedenis meer, en dus geen eigen cultuur. Fraaier voorbeelden van culturele ontworteling en gebrek aan identiteit vallen niet te geven.


Een hiërarchie van culturen.
Onder "hiërarchie van culturen" wordt doorgaans verstaan een verticale rangschikking van de grote culturen van de wereld, waarbij ("uiteraard") de westerse cultuur als "beste" bovenaan komt te staan. Ik bedoel hiermee iets geheel anders. Ik plaats alle grote culturen horizontaal als gelijkwaardig naast elkaar. Verticaal wordt elke cultuur dan weer stapsgewijs uitgesplitst. Er kunnen twee manieren van uitsplitsing onderscheiden worden. De eerste is geografisch waarbij van wereldniveau geleidelijk afgedaald wordt tot locaal niveau. Het schema aan het begin van deze bijlage geeft hiervan een gedeeltelijke uitwerking.
  Bovenaan in dit schema staan wat ik in dit boek "wereldculturen" heb genoemd. Zij vormen de eerste onderverdeling van de algemeen menselijke cultuur. Wereldculturen zijn de grote culturen van deze wereld, maar hebben niet noodzakelijkerwijs een wereldwijde verspreiding. We hebben het dan over de westers-christelijke cultuur, de islamitische cultuur, de boeddhistische etc. Vrijwel alle wereldculturen zijn vernoemd naar hun dominante religie. Zij omvatten vaak honderden miljoenen mensen en in een aantal gevallen meer dan een miljard. In het populaire spraakgebruik wordt weleens over "wereldcultuur" gesproken in de zin van een kosmopolitische cultuur die elementen van allerlei verschillende culturen in zich heeft opgenomen. Deze bestaat echter niet. Bedoeld wordt dan de westerse cultuur die zich inderdaad over de hele wereld aan het verspreiden is en locaal wat elementen van de plaatselijke cultuur overneemt.
  Wereldculturen vormen de grootste culturele entiteiten. Huntington noemt ze "the biggest we" en gebruikt hiervoor de term "civilisatie". De term "beschavingen" wordt ook wel aangewend. Deze termen worden gebruikt ter onderscheiding van de culturen van zogenaamde "primitieve samenlevingen" die als lager beoordeeld worden. In het bovenstaande heb ik echter laten zien dat culturen niet als "beter" of "slechter" geclassificeerd kunnen worden. Technologie en bestuurlijke complexiteit zijn slechts enkele van de criteria die in zo'n vergelijking meegenomen moeten worden. Juist vanwege het normatieve en pretentieuze karakter heb ik afgezien van "civilisatie" en "beschaving" en gebruik ik "cultuur" als basisterm. Het prefix "wereld" geeft aan dat het om een cultuur op het hoogste geografische niveau gaat. Als de cultuur van de Papoea's een veel groter verspreidingsgebied zou kennen en een miljard mensen zou omvatten zou ik haar ook op het niveau van de wereldculturen hebben geplaatst. Ik heb ook voor deze tterm gekozen omdat "cultuur" veel vaker gebruikt wordt: we spreken vrijwel altijd over "westerse cultuur" en "islamitische cultuur" en slechts zelden over "westerse civilisatie" en "islamitische civilisatie".
  De eerste onderverdeling van wereldculturen noem ik "hoofdculturen" die kleinere geografische oppervlakten omvatten. Zo kan de westers-christelijke cultuur worden onderverdeeld in een Amerikaanse, een Europese en een Oceanische (Australië en Nieuw Zeeland) hoofdcultuur. De islamitische cultuur kan uitgesplitst worden in onder andere een Arabische, een Turkse en een Perzische hoofdcultuur. In een enkel geval kan een hoofdcultuur, nog voor we het niveau van de nationale culturen bereiken, uitgesplitst worden in subhoofdculturen. Bij de Europese cultuur kan een Noord-Europese en een Zuid-Europese variant onderscheiden worden, hoewel deze verschillen door de toenemende integratie als gevolg van de Europese Unie steeds minder opvallend worden.
  Vervolgens bereiken we het niveau van de nationale culturen waarbij in Europa onder andere een Franse, een Duitse en een Nederlandse cultuur aangetroffen worden en in de Arabische wereld een Syrische, een Irakese en een Saoedi-Arabische. Nationale culturen worden onderverdeeld in regioculturen. In Nederland kunnen we bijvoorbeeld een Friese, een Limburgse en een Randstadcultuur onderscheiden. Tenslotte komen we op locaal niveau waarbij binnen de Randstad weer een Haagse, een Amsterdamse en een Rotterdamse cultuur bestaat.
  Deze onderverdeling kan voor alle wereldculturen uitgewerkt worden en daarnaast kunnen kleinere culturen in het schema gebracht worden die alleen op regionaal en nationaal niveau bestaan, maar geen overkoepelende wereldcultuur hebben. We krijgen dan een compleet overzicht van alle culturen van de wereld en hun onderlinge relaties, want aan de hand van het schema kun je direct zien op welk niveau een cultuur zich bevindt en binnen welk groter kader hij gezien moet worden. Zo'n schema is vergelijkbaar met de biologische classificatie van de planten- en dierenwereld, waarbij van hoofdafdelingen en afdelingen wordt afgedaald naar geslachten, soorten en rassen. Doordat elk niveau in dit schema een eigen term heeft weet een bioloog onmiddellijk waarover gepraat wordt. Als de ene bioloog praat over de klasse van de zoogdieren zal de ander dit niet verwarren met een uitspraak over soorten en ook weten dat het niet gaat over de klasse van de reptielen. Biologie is echter een veel geavanceerder wetenscchap dan de huidige cultuurwetenschap, waarbij voor alle niveau's het uniforme begrip "cultuur" wordt gebruikt. Dit uiterst beperkte begrippenapparaat wekt de suggestie dat, wanneer we spreken over "Nederlandse cultuur" en "islamitische cultuur", we het over vergelijkbare grootheden hebben.
  Mijn bedoeling met de hiërarchie van culturen is om het begrippenapparaat uit te breiden en de onderlinge relaties van culturen duidelijk te maken waardoor de cultuurwetenschap, op dit punt, net zo geavanceerd wordt als de biologie. Want wie mijn schema raadpleegt zal direct zien dat het bij "Nederlandse cultuur" om een nationale cultuur gaat en bij "islamitische cultuur" om een wereldcultuur en tevens dat de Nederlandse cultuur niet onder de overkoepeling van de islamitische valt, maar onder die van de totaal andere westerse wereldcultuur. Hoe hoger we binnen een wereldcultuur opklimmen in het schema des te groter worden de verschillen en hoe meer we afdalen des te geringer ze worden. Tussen de Haagse en de Amsterdamse cultuur bestaan minder verschillen dan tussen de Randstadcultuur en de Limburgse cultuur. Nederlandse en Duitse cultuur verschillen minder van elkaar dan de Europese en de Amerikaanse. Tussen de wereldculturen in het schema moeten echter wel denkbeeldige lijnen getrokken wordeen, want het is niet zo dat Nederlandse en Turkse cultuur dicht bij elkaar liggen omdat het beide nationale culturen zijn. De Turkse cultuur is immers een onderdeel van de islamitische wereldcultuur die fundamenteel verschilt van de westerse, waartoe Nederland behoort. Ook hier ligt een overeenkomst met de biologische classificatie, want soorten zoogdieren hebben geen overeenkomst met soorten reptielen, al worden ze dan met dezelfde term aangeduid.
  De voordelen van een culturele classificatie zijn niet louter academisch. Door het rudimentaire begrippenapparaat werden de verkeerde conclusies getrokken en op grond daarvan werden in de praktijk foute beslissingen genomen. Zo werd dus gezegd dat de hugenoten "een cultuur" hadden net zoals de moslims "een cultuur" hebben. Aangezien de integratie van de hugenoten probleemloos verliep werd de conclusie getrokken dat ook moslims probleemloos zouden integreren in westerse samenlevingen. Ik ben dit de "hugenoten-kletskoek" gaan noemen en één blik op mijn schema laat zien waar hier de denkfout gemaakt wordt. De hugenoten vormden een onderdeel van de Franse nationale cultuur die, net als de Nederlandse, een uitsplitsing was van de Europese cultuur. De komst van de hugenoten betekende dus de komst van Europese cultuurgenoten die allemaal binnen de westerse wereldcultuur vielen. Moslims behoren echter tot een fundamenteel andere wereldcultuur en zitten op een hele andere plaats in het schema. De problemen met de integratie van moslims waren dus voorspelbaar geweest als men over een goed cultureel begrippenapparaat had beschikt. En met betrekking tot de immigratie waren dan vermoedelijk hele andere beslissingen genomen.

Naast de geografische indeling van culturen is een tweede mogelijk die meer inhoudelijk is en dwars door de geografie heenloopt. Bij die indeling wordt de westerse cultuur onderverdeeld in een katholieke, een protestantse en een humanistische cultuur en de islamitische cultuur in een soennitische en een sji'itische cultuur. Hoewel deze onderverdelingen gedeeltelijk overeenkomen met de geografie (Noord-Europa is voornamelijk protestants, Zuid-Europa voornamelijk katholiek) zijn er genoeg landen die een mix laten zien. En het humanisme is al helemaal niet tot geografische gebieden terug te brengen. Deze inhoudelijke onderverdeling biedt minder duidelijkheid dan de geografische indeling. Voor een deel komt dit door het genoemde samenvallen van veel geografische gebieden met de inhoudelijke onderverdeling. Iran is voornamelijk sji'itisch, dus de Perzische cultuur sluit die sji'a al in. Maar belangrijker is dat deze indeling vooral een onderverdeling van godsdiensten/levensovertuigingen is terwijl een culltuur uit meer bestaat. Zowel de Nederlandse als de Duitse cultuur kennen een mengeling van katholieke, protestantse en humanistische elementen en toch zijn die twee culturen niet hetzelfde en kunnen ze duidelijk onderscheiden worden. In de vorige paragraaf hebben we gezien dat een cultuur uit een groot aantal elementen bestaat die haar bepalen en kleuren (zowel primaire als secundaire); het is te simpel om dit te reduceren tot enkel hoofdrichtingen binnen de religie. Een geografische indeling van culturen sluit dus veel beter aan bij de realiteit.

Tenslotte moeten we even aandacht besteden aan enkele fenomenen die zich binnen culturen bevinden en die nogal eens aanleiding geven tot misverstanden. Zo'n fenomeen is dat van de subculturen: groepen die zich onderscheiden van de doorsnee in een samenleving en die eigen codes, regels en gebruiken hebben. Zo zijn er onder andere de subculturen van voetbalfans, hackers, homo's en prostituées. Deze subculturen kunnen in principe in elke wereldcultuur voorkomen en vertonen dan onderling dezelfde kenmerken. De conclusie dat het hierbij dan om een wereldwijd verspreide identieke cultuur gaat die los zou staan van de wereldculturen gaat echter te ver. Bij subculturen gaat het om deelaspecten van de samenleving waar de leden van die subculturen dus een deel van hun leven aan besteden (wat in sommige gevallen een fors deel kan zijn). Voetbalfans zijn niet alleen voetbalfan, maar daarnaast ook scholier, werknemer, burger, echtgenoot etc. waarbij zij in de samenleving meedraaien net als anderen en dus door diee samenleving bepaald worden. Westerse voetbalfans behoren tot de westerse cultuur, zoals islamitische voetbalfans tot de islamitische cultuur behoren. Het enige wat deze, verder totaal verschillende, groepen gemeen hebben is hun enthousiasme voor het voetbal.
  Een andere onderverdeling die tot misverstanden leidt zijn de traditionele als arm-rijk, stad-platteland, man-vrouw etc. Hierover worden regelmatig redeneringen opgehangen in de trant van: we hebben in dit land al verschillende culturen, bijvoorbeeld die van stadsbewoners en die van plattelandsbewoners, dus daar kan rustig nog een cultuur van niet-westerse immigranten aan toegevoegd worden. De traditionele indelingen als arm-rijk, stad-platteland etc. zijn echter tegenstellingen die binnen een cultuur bestaan. Hoewel stedelingen in alle wereldculturen bepaalde kenmerken gemeenschappelijk kunnen hebben zijn zij in alle andere opzichten gevormd door de wereldcultuur waarbinnen zij functioneren. En de banden van die wereldcultuur zijn veel sterker en veel meer bepalend dan het feit dat zij stadsbewoner zijn. Daarom hebben westerse boeren veel meer gemeen met westerse stadsbewoners dan met islamitische boeren. Met die stadsbewoners delen zij immers hun godsdienst of levensovertuiging, hun waarden en noormen en hun gemeenschappelijke geschiedenis (om alleen maar de belangrijkste elementen te noemen), en daarin verschillen zij fundamenteel van boeren uit andere wereldculturen.
  Dit misverstand tiert welig. Zo beweert Robert Kaplan dat bewoners van Sjanghai en Bombay (en dan met name de middenklasse en de elite) meer overeenkomsten vertonen met bewoners van Los Angeles en Parijs dan met hun landgenoten in de dorpen. Daarbij wordt dan echter alleen naar zaken gekeken als surfen op internet, mobiel telefoneren, buitenlandse reizen maken en uit eten gaan. Dit zijn echter niet de fundamentele onderscheidende kenmerken van culturen die wij in een vorige paragraaf genoemd hebben. Wie beter naar deze stadsbewoners kijkt zal merken dat zij nog altijd onderdeel uitmaken van hun cultuur.
  Iets anders is dat verwestersing als eerste in de grote steden begint en pas veel later op het platteland doordringt. Als wij van verwesterde steden in niet-westerse culturen zeggen dat de mensen "zoals wij" geworden zijn komt dit door de infiltratie van de westerse cultuur en niet door het feit dat stadsbewoners overal op de wereld in feite hetzelfde zijn.

Een indeling van wereldculturen.
We hebben gezien dat de algemeen menselijke cultuur onderverdeeld kan worden in een aantal wereldculturen die fundamenteel van elkaar verschillen. Over welke grote culturen het daarbij gaat zijn de deskundigen onderling verdeeld. Op de kaart in het fotokatern heb ik mijn indeling van wereldculturen weergegeven, een keuze die ik nu beargumenteerd uiteen ga zetten. Ik onderscheid een zevental wereldculturen:

De westers-christelijke cultuur.
Aan het bestaan van deze cultuur wordt door niemand getwijfeld. Vanuit het oorsprongsgebied West-Europa heeft deze cultuur zich over een groot deel van de wereld verspreid. Momenteel behoren daartoe de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en een groot deel van Europa waarbij de oostelijke en zuidoostelijke grenzen liggen bij de Baltische staten, Polen, Slowakije, Hongarije en Kroatië. In dit werk ben ik tot de conclusie gekomen dat ook de kleine eilanden van de Pacific en heel Latijns-Amerika bij de westers-christelijke cultuur horen.
  Deze wereldcultuur wordt vaak afgekort tot "westerse cultuur" en zou de enige cultuur zijn die naar een windrichting is vernoemd. Dit laatste is onjuist omdat er ook een oosters-christelijke wereldcultuur bestaat. De afkorting tot "westers" zou ook het seculiere, humanistische karakter van deze cultuur moeten benadrukken. Dit is slechts ten dele juist omdat het (westerse) christendom als dominante religie deze cultuur niet alleen heeft doen ontstaan maar ook zeker 1000 jaar in sterke mate heeft bepaald. En ook nu is het christendom in de meeste westerse landen nog altijd de dominante levensovertuiging. Nederlanders hebben de neiging te denken dat het hele Westen is zoals Nederland, maar Nederland is, met Tsjechië, het meest geseculariseerde land van de wereld waar het christendom is teruggelopen tot zo'n 50% van de bevolking. Nederland is echter een uitzondering, niet de regel en in veel westerse landen bedraagt het percentage christenen 70, 80 of zelfs 90%. Het is daarom correcter om van een westters-christelijke cultuur te spreken, ook al om het te onderscheiden van de oosters-christelijke cultuur. Daarmee doen we aan de invloed van het humanisme niets af, want ook dit humanisme is weer voortgekomen uit het christendom. Voor het gemak en uit gewoonte wordt het meestal, en ook in dit werk, afgekort tot "westerse cultuur".
  We zeggen "westers-christelijk" en niet "joods-christelijk". Uit kennelijke wroeging over de onmogelijkheid de holocaust te voorkomen is na de Tweede Wereldoorlog de mode ontstaan om te pas en te onpas het prefix "joods" toe te voegen. Wanneer we echter spreken over een "joods-christelijke cultuur" zeggen we in feite dat het jodendom en het christendom gelijkwaardige zuilen vormen die het gebouw van de westerse cultuur schragen. Daarvan is geen sprake. Het christendom bestaat naast een aantal uitspraken van Jezus van Nazareth en onderdelen van het jodendom ook uit elementen van de oosterse mysteriegodsdiensten en een flinke portie Griekse filosofie. Deze laatste elementen worden ook niet apart benoemd, maar zitten vervat in de term "christendom". Datzelfde geldt voor de joodse invloed. Hoewel oorspronkelijk een Midden-Oosterse (Toynbee zou zeggen Syrische) cultuur zijn de joden door de diaspora voornamelijk in westerse landen terecht gekomen waar zij, als versnipperde kleine minderheid, geen invloeed hadden op die cultuur maar juist zelf westers werden, met behoud van hun godsdienst. Na terugkeer in het Midden-Oosten stichtten zij dan ook een westerse, seculiere staat waarin een flink deel van de bewoners ook seculier is. Het jodendom mag een wereldgodsdienst zijn, het is geen wereldcultuur. Daarvoor is het territorium en het aantal bewoners te klein en de samenleving te duidelijk westers. We moeten Israël daarom beschouwen als een westerse enclave in een verder volledig islamitisch Midden-Oosten, wat een verklaring biedt voor de intensiteit van het Israëlisch-Arabische conflict, dat niet alleen een politiek conflict is maar ook, en misschien wel voornamelijk, een botsing van wereldculturen.

De oosters-christelijke cultuur.
Hiertoe behoren Griekenland, Macedonië, Servië, Bulgarije, Roemenië, Wit-Rusland, de Oekraïne en Rusland (inclusief Siberië). De oosters-christelijke cultuur, ook wel orthodox-christelijk genoemd, kwam net als de westers-christelijke voort uit de Helleense cultuur. In de context van het Byzantijnse rijk kon het zich als zelfstandige cultuur ontwikkelen, waarbij de verschillen met het westerse christendom steeds groter werden tot aan de definitieve breuk met het schisma van 1054. Aanvankelijk behoorde een groot deel van het Midden-Oosten tot dit cultuurgebied, maar dat ging door de opmars van de islamitische cultuur verloren. Later breidde deze cultuur zich naar het oosten uit tot aan de Pacific. In de 20e eeuw werd het grootste deel van dit cultuurgebied gedomineerd door het communisme dat het geloof, als kern ervan, toch niet volledig heeft kunnen wegvagen. Het communisme, een westerse inventie, kwam als gevolg van de kapitalistische dominantie in het Westen tegenover dit Westen te staan waardoor dee gebieden die het beheerstte als apart cultuurgebied bleven bestaan. Na de val van het communisme is een proces op gang gekomen om delen van dit gebied op te nemen in de Europese Unie, en daarmee te integreren in de westerse cultuur. Als dit integratieproces in de (verre?) toekomst ook Rusland zal insluiten dan kan van een zelfstandige oosters-christelijke wereldcultuur niet meer gesproken worden.

De islamitische cultuur.
Alle deskundigen zijn het ook eens over het bestaan van deze cultuur. Deze "wereld van de islam" strekt zich uit van Noord-Afrika en een deel van de Oost-Afrikaanse kust via het Midden-Oosten naar Centraal-Azië en een geïsoleerde uitloper in Zuidoost-Azië en heeft enkele verspreide snippers op het Indische subcontinent (Bangladesh) en op de Balkan. In dit boek heb ik de "oosterse islam" van Zuidoost-Azië, vooral om narratieve redenen, als apart cultuurgebied behandeld, maar het is beter om het, net als de Arabische cultuur, te zien als een hoofdcultuur binnen de islamitische wereldcultuur.
  "Moslimcultuur" moet als synoniem beschouwd worden van "islamitische cultuur" en het principiële onderscheid dat Arkoun hiertussen maakt zie ik niet zo. Wel ligt er een duidelijk onderscheid tussen "de islam" en "de islamitische cultuur", een onderscheid dat in het gangbare spraakgebruik niet gemaakt wordt en tot grote verwarring en verkeerde conclusies leidt. Zoals er onderscheid bestaat tussen "het christendom" en "de westers-christelijke cultuur" zo is er verschil tussen "de islam" (de godsdienst sec) en "de islamitische cultuur" (de wereldcultuur waarvan de godsdienst islam de kern uitmaakt). Een cultuur bestaat uit veel meer (de bekende primaire en secundaire kenmerken) dan alleen de godsdienst. Bij discussies over allochtonen en integratie wordt vaak over "de islam" gesproken terwijl in feite de islamitische cultuur bedoeld wordt. De godsdienst krijgt dan de schuld van bijvoorbeeld rellen in wijken die op geen enkele religieuze tekst of voorschrift terug te voeren zijn, maar veel meer te makeen hebben met de cultuur (en dan ook nog in de confronterende context van de westerse cultuur). Spreken over "de islam" terwijl in feite de islamitische cultuur wordt bedoeld wekt bij moslims uiteraard de indruk dat hun godsdienst wordt aangevallen, wat in discussies contraproductief werkt. We moeten in het spraakgebruik dus een duidelijk onderscheid maken tussen godsdienst en de cultuur waarvan die godsdienst de kern uitmaakt.
  Hierop aansluitend wil ik nog wat opmerken over de uitspraken van sommigen die beweren dat over "de islam" niet gesproken kan worden omdat de islamitische wereld té divers is voor zo'n verzamelnaam. Kennelijk hebben deze personen het dan weer over de islamitische cultuur want "de islam" als godsdienst kan in ieder geval wel degelijk zo aangeduid worden. Er is immers maar één islam, met één Koran en één profeet, die weliswaar verschillende richtingen kent maar als éénheid door alle moslims erkend wordt. De islamitische cultuur is echter wél zeer divers en kent zeer uiteenlopende maatschappijen. Kunnen we hierdoor niet meer spreken over "de islamitische cultuur"? We komen hier bij het probleem van de algemene begrippen. In de praktijk bestaan alleen concrete fenomenen, maar de mens heeft in zijn denken algemene begrippen ontwikkeld om al die fenomenen te kunnen ordenen en begrijpen. Als we afzien van het gebruik van algemene begrippen blijft de werkelijkheid een chaos en kunnen we kennisverwerving, ddenken en discussiëren beter helemaal vergeten. De personen die bezwaar maken tegen het gebruik van dit specifieke algemene begrip hebben, inconsequent, geen problemen met andere algemene begrippen. Maar tegen het gebruik van termen als "het Westen", "de mannen", "de middenklasse" etc. kunnen dezelfde bezwaren worden ingebracht. Het lijkt er dus meer op dat deze mensen dit argument als discussietruc gebruiken om niet over de islamitische cultuur te hoeven praten.

De hindoeïstische cultuur.
Ook deze cultuur wordt door alle deskundigen erkend. Begonnen als de Indusvallei-cultuur behoort het tot de oudste culturen van de wereld. Na de invallen van (linguïstische) Ariërs ontstond een vermenging van hun godsdienst (het brahmanisme) met reeds aanwezige godsdiensten waaruit het hindoeïsme voortkwam. Kenmerkend voor deze cultuur is het bekende kastenstelsel dat een tot in het extreme doorgevoerde sociale stratificatie bewerkstelligd heeft. De hindoeïstische cultuur bestaat uit twee landen, India en Nepal, en behoort met ruim een miljard mensen tot de grootste wereldculturen.

De boeddhistische cultuur.
Deze cultuur wordt discutabel bevonden. Toynbee noemt het een "fossiel" van de oude Indische maatschappij, net als de Jain's en net zoals hij de Nestorianen en Parsi's "fossielen" noemt. Er moet toch echter een onderscheid gemaakt worden tussen deze, vrij kleine, religies die geen eigen territorium hebben en het boeddhisme dat in veel landen de dominante religie vormt en dus de betreffende cultuur bepaalt en in totaal meer dan 200 miljoen mensen omvat. Huntington noemt het geen civilisatie omdat het in het land van oorsprong, India, verdwenen is en in grote landen als China en Japan niet meer zelfstandig bestaat, maar geabsorbeerd is in de bestaande cultuur. Argumenten die mij niet overtuigen. Ook het christendom is grotendeels uit het land van oorsprong verdwenen en ondanks de absorptie in China en Japan blijven er nog voldoende landen over waar het boeddhisme voortbestaat. Ik meen dan ook dat de boeddhistische cultuur een wereldcultuur vormt met een duidelijk "wij"-gevoel. Dit kwam naar voren toen boeddhistische landen ontzet reageerden na de vernietiging van de grote boeddhabeelden van Bamian door de Afghaanse Taliban.
  Het territorium van de boeddhistische cultuur is sterk versnipperd geraakt doordat het als zelfstandige entiteit in China en India verloren ging, reden waarom ik het "de boeddhistische archipel" heb genoemd. Deze "archipel" bestaat uit Sri Lanka, Bhutan, Tibet, Mongolië en het grootste deel van het vasteland van Zuidoost-Azië. Het boeddhisme kent twee richtingen, Hinayana en Mahayana, die zelden samen voorkomen, maar verdeeld zijn over de afzonderlijke landen van de "archipel".

De Oost-Aziatische cultuur.
Hoewel alle deskundigen hier een grote cultuur erkennen verschillen zij van mening of het om één of meerdere gaat. Toynbee noemt het de "Sinese maatschappij" waartoe hij ook Korea en Japan rekent. Huntington onderscheidt naast de Chinese ook een Japanse civilisatie. Wanneer je Japan verzelfstandigt zou je dat ook met Korea moeten doen. Japan is zich pas aan het begin van onze jaartelling cultureel gaan ontwikkelen en is sterk beïnvloed door China. Reden waarom ik de verzamelterm Oost-Aziatische wereldcultuur gebruik, die dus uiteenvalt in enkele nationale culturen.
  Deze wereldcultuur heeft de confucianistische en taostische tradities als dominante levensbeschouwing, terwijl Japan daarnaast nog het shintoïsme kent. Op het vasteland heeft het communisme ook hier destructief huisgehouden, maar is zich momenteel aan het transformeren tot een kapitalistische markteconomie. Zuid-Korea, Japan en Taiwan zijn sinds de Tweede Wereldoorlog sterk verwesterd en dit proces is momenteel ook begonnen in China.

De Afrikaanse cultuur.
Ook deze cultuur is problematisch en wordt alleen door Braudel en Huntington als zelfstandige civilisatie beschouwd. Het noorden en een deel van de oostkust behoren tot de islamitische cultuur. Afrika ten zuiden van de Sahara is zeer lang gekoloniseerd geweest, grote populaties zijn bekeerd tot het christendom en Zuid-Afrika en Zimbabwe (toen nog onder de naam Rhodesië) hebben lang behoord tot de westerse cultuur. Met de onafhankelijkheid van de laatste (Portugese) koloniën in de zeventiger jaren en de overwinning van zwarte bevrijdingsbewegingen in Zuidelijk Afrika is sub-Sahara Afrika veel sterker een cultureel onafhankelijk gebied geworden met een toenemend zelfbewustzijn. Naast het christendom vormen traditionele animistische religies de levensovertuiging van dit deel van de wereld.

Op de wereldkaart ingekleurd blijken alle wereldculturen een duidelijk eigen territorium te hebben dat historisch is ontstaan. Uit het voorgaande is gebleken dat culturen niet gebonden zijn aan dat territorium (in dat geval hoefden we niet bang te zijn voor de effecten van globalisering), maar zich kunnen uitbreiden, inkrimpen of volledig kunnen opgaan in een andere cultuur. Verschillende oude wereldculturen als de Egyptische, de Perzische, de Grieks-Romeinse, de Mongoolse en de Indiaanse van Midden- en Zuid-Amerika hebben zich zo getransformeerd tot een andere cultuur of zijn ingekrompen tot nationale culturen. Historische toevalligheden hebben de huidige omvang en grenzen van de culturele territoria bepaald. Een groot deel van het Midden-Oosten was aanvankelijk christelijk. Als de islam niet was ontstaan zou het nu nog altijd onderdeel uitmaken van de oosters-christelijke cultuur. Als de moslims in 732 de slag bij Poitiers gewonnen hadden was West-Europa islamitisch geworden en was de westerse culttuur in de knop gebroken. Het Byzantijnse rijk zou dan ook weinig overlevingskansen hebben gehad omdat het zo van twee kanten in de tang genomen had kunnen worden. Als Timoer Lenk zijn agressie niet had gericht tegen zijn cultuurgenoten, maar noord en noordwestwaarts was getrokken was Rusland een islamitische provincie geworden met het bestuurscentrum in Centraal-Azië. De oosters-christelijke cultuur zou dan ingekrompen zijn tot een paar landen op de Balkan. Het verdient nu echter aanbeveling die territoria intact te houden, niet alleen om redenen van culturele diversiteit, maar ook met het oog op de wereldvrede.


Het cultuurparadigma en botsingen tussen wereldculturen.
In dit werk ben ik uitgegaan van Huntington's cultuurparadigma. Veel beter dan het statenparadigma of het Noord-Zuidparadigma is dit cultuurparadigma in staat de huidige ontwikkelingen en conflicten in de wereld te verklaren. De vraag waarom Turkse immigranten in Europa zich verbonden voelen met de Palestijnse slachtoffers in de bezette gebieden kan niet met een statenparadigma verklaard worden. Turkije is juist een bondgenoot van Israël waardoor je eerder een solidarisering met Israëlische slachtoffers zou verwachten. De identificatie met de islamitische wereldcultuur is hier echter bepalend. Ook de weigering van (Navoland) Turkije om deel te nemen aan de invasie van Irak en het feit dat massa's moslims over de hele wereld partij kozen voor Saddam Hussein (ondanks de kritiek die zij op hem hadden) wordt met het cultuurparadigma begrijpelijk, terwijl het anders onverklaarbaar zou blijven.
  Ook oorlogen zijn in het post-Koude Oorlogtijdperk moeilijk te verklaren zonder het cultuurparadigma. De oorlogen in het voormalige Joegoslavië werden "etnische conflicten" genoemd, maar dat was onjuist want de etniciteit van alle partijen was hetzelfde. In werkelijkheid botsten westers-christelijke (Kroaten), oosters-christelijke (Serviërs) en islamitische cultuur (moslim-Bosniërs) op elkaar. De term "ethnic cleansing" was dus ook onjuist en "cultural cleansing" zou correcter zijn geweest en allitereert ook beter. Van "godsdienstoorlogen" werd ook wel gesproken, maar godsdienstoorlogen kunnen alleen plaatsvinden binnen een wereldcultuur. Het conflict in Noord-Ierland zou je een godsdienstoorlog kunnen noemen. Als er sprake is van meerdere wereldculturen dan gaat het om een oorlog tussen die culturen, waarbij de godsdienst weliswaar een opvallend element is, maar de strijd om veel meer gaat.
  De heropleving van het internationale terrorisme kan ook moeilijk anders verklaard worden. Armoede wordt dan als oorzaak genoemd, maar als dat waar is zouden we vooral last hebben van Afrikaans terrorisme omdat de levensomstandigheden daar het slechtst zijn. Er bestaat echter geen internationaal Afrikaans terrorisme. Ook zijn terroristen niet afkomstig uit de sloppenwijken, maar zijn het veelal goed opgeleide personen uit de middenklasse. De economische situatie in veel moslimlanden mag slecht zijn, van stuitende armoede en hongersnood is geen sprake. Veel islamitische terroristen zijn afkomstig uit Saoedi-Arabië, een rijk land met een hoog gemiddeld inkomen per inwoner. Wie kijkt naar de motivaties, verklaringen en dreigementen van moslimterroristen kan niet anders dan concluderen dat zij zich beschouwen als verdedigers van hun cultuur die de oorlog verklaard hebben aan het Westen (en niet alleen aan de VS, zoals de struisvogels in Europa aanvankelijk dachtten) en aan de eigen regimes, die als on--islamitische zetbazen van het Westen beschouwd worden. Het moslimterrorisme is één van de opvallendste aspecten van de botsing tussen wereldculturen die momenteel gaande is.
  Steeds opvallender wordt ook de botsing van culturen die zich in westerse landen afspeelt die grote aantallen niet-westerse immigranten hebben opgenomen. Omdat deze problemen zich niet voordoen met immigranten uit andere westerse landen is er duidelijk sprake van een culturele component. Als het om een tegenstelling tussen autochtonen en allochtonen zou gaan dan zouden ook Polen en Hongaren in West-Europese landen problemen veroorzaken en met wantrouwen bejegend moeten worden, maar daarvan is geen sprake. "Vreemdelingenhaat" en "xenofobie" zijn dan ook kwalificaties die de plank misslaan. Bij nadere beschouwing blijken vooral moslimimmigranten tot problemen aanleiding te geven en immigranten uit de hindoeïstische en Oost-Aziatische wereldcultuur in veel mindere mate of helemaal niet. Deze wereldculturen zijn minder principieel, pragmatischer, flexibeler en, in verhouding met de agressieve, dominante westerse cultuur, zwakker waardoor zij zich makkelijker aanpassen. De islamitische wereldcultuur is echter net zo sterk, agressief en dominant als de westerse en heeft dezelfde wereldambities; daarom kan van aanpassing geen sprake zijn. De problemen met moslimimmigranten liggen niet aan deze mensen op zich (we moeten op dit punt geen onduidelijkheid laten ontstaan), want hun opvattingen en gebruiken leveren binnen de moslimlanden zelf geen problemen op. De problemen ontstaan doordat zij in een westerse context moeten leven en in botsing komen met de westerse cultuur. Wanneer grote groepen westerlingen zouden emigreren naar een moslimland dan zouden vergelijkbare problemen ontstaan.

Hoewel ik Huntington's cultuurparadigma heb overgenomen wil dit niet zeggen dat ik zijn overige ideeën volledig onderschrijf, integendeel. Huntington ziet een westerse cultuur die voortdurend in belang afneemt: zowel het aandeel in de totale wereldbevolking, het aandeel van westerse talen als de economische en militaire macht dalen. Ik zie echter een Westen dat economisch en militair ongeëvenaard is, dat het Engels tot wereldtaal maakt en dat (nu ik Latijns-Amerika tot de westerse cultuur heb gerekend) er een half miljard inwoners bij heeft gekregen waardoor het met de islamitische en Oost-Aziatische wereldcultuur tot de drie grootste behoort. En dat Westen is, zoals ik in dit werk uitgebreid heb belicht, via de globalisering bezig zijn politieke, economische en culturele systeem over alle andere wereldculturen te verspreiden en de wereld in westerse zin te "herstructureren", zoals dat momenteel aanschouwelijk plaatsvindt in het Midden-Oosten. En die globalisering, waarbij kapitaal, producten en menssen uit allerlei culturen zich grenzeloos over de wereld verspreiden, is de belangrijkste oorzaak voor de botsingen van culturen die we dagelijks kunnen waarnemen.
  Die botsingen tussen culturen zijn niet onvermijdelijk. Wanneer wereldculturen binnen hun eigen territorium blijven kunnen conflicten voorkomen worden. Daarbij moeten economische systemen maximaal de omvang van de eigen wereldcultuur krijgen, moeten culturen de instroom van producten en toeristen beperkingen opleggen en moeten mensen in principe binnen hun eigen wereldcultuur blijven leven. Deze aanpak zal humanisten, "wereldburgers" en multiculti's, die de onjuiste stelling aanhangen dat "alle mensen hetzelfde zijn" en die één grote, gemixte, "hybride" wereldgemeenschap als ideaal zien, ongetwijfeld tegen de borst stuiten. Hun ideaal is in de dagelijkse praktijk echter op een nachtmerrie aan het uitdraaien omdat het botst met de realiteit van wereldculturen die zichzelf willen blijven. Beter een aarde met gescheiden wereldculturen die vreedzaam en respectvol met elkaar omgaan dan een geforceerd homogenisatieproces waarbij die aarde uiteindelijk aan conflicten tenonder gaat. Onrealistische idealen hebben in het verleden al teveel schade aangericht.


Schema voor een geografische indeling van culturen.
WERELDCULTUREN hindoeïstisch westers-chr. islamitisch
HOOFDCULTUREN N-Amerikaans Europees Oceanisch Latijns-Amerikaans
SUBHOOFDCULTUREN Noord-Europees Zuid-Europees
NATIONALE CULTUREN Frans Nederlands Spaans Portugees
REGIOCULTUREN Fries Limburgs Randstad
LOCALE CULTUREN Haags Amsterdams Rotterdams