Conclusies van “De fonteinen van Herodotus”.
(compleet)


Na een heel boek met kritiek op het ontwikkelingsdenken en de ontwikkelingshulp volgt ongetwijfeld de gerechtvaardigde vraag van de lezer hoe het dan wel moet; hoe kan Afrika zich ontwikkelen en bevrijden van de armoede? Sommige auteurs bieden na een kritisch boek geen alternatieven en beargumenteren dat met de stelling dat kritiek op zich al nuttig is. Dat klopt, maar voor een lezer is het altijd onbevredigend om na heldere kritiek geen even heldere alternatieven te mogen vernemen. In het debat over de complexe problematiek van de Derde Wereld, onderontwikkeling en ontwikkelingshulp ontkom je niet aan het formuleren van alternatieven wil je niet het verwijt krijgen slechts een vrijblijvende intellectuele exercitie te hebben ondernomen. Als mijn bijdrage aan dat debat wil ik aan het einde van dit boek daarom na mijn kritiek op en afwijzing van ontwikkelingshulp en de achterliggende mentaliteit mijn ideeën over een andere aanpak ontvouwen.
  Essentieel is dat we af moeten van die "white man’s burden", het idee dat we verantwoordelijk zijn voor de hele wereld en andere landen, desnoods tegen hun zin, moeten ontwikkelen conform onze ideeën en onze recepten. Het dubieuze en dubbelzinnige concept van het "helpen" vormt niet alleen de achtergrond en inspiratiebron van de ontwikkelingshulp, maar ook van kolonialisme en neokolonialisme. In die zin is ontwikkelingshulp in feite een voortzetting van het kolonialisme met andere middelen. De opdringerige betweterigheid en heerszucht van het Westen heeft in de afgelopen eeuwen enorme schade aangericht en miljarden mensen in de ellende gestort. En ondanks deze feiten lijkt de bezeten missionarissenmentaliteit niets aan kracht te hebben ingeboet. Het Westen zou in staat zijn Marsmannetjes nog de les te lezen en aanwijzingen te geven voor de inrichting van hun planeet, maar omgekeerd zou het nooit de kritiek en adviezen van aliens accepteren. Omdat wij aliens zijn in de rest van de wereld hebben niet-westerse landen evenveel recht om net zo te reageren. Het Westen is verantwoordelijk voor zijn deel van de wereld en niet voor de hele wereld.
  Tegenover het concept van het "helpen" stel ik het concept van "afstandelijke betrokkenheid" waarbij niet interveniërend wordt geholpen, maar waarbij Derde Wereldlanden de ruimte krijgen zichzelf te ontwikkelen. Het Westen draagt alleen bij door het creëren van gunstige voorwaarden voor die ontwikkeling. In plaats van een verhouding van overbezorgde en bedillerige ouders ten opzichte van hun kinderen (die daarbij voortdurend gecorrigeerd en gestuurd worden) moeten we toe naar een relatie van verstandige ouders ten opzichte van zelfstandige jonge volwassenen. Zij laten deze jonge volwassenen hun eigen weg gaan en hun eigen keuzes maken en geven hooguit advies als hen daarom gevraagd wordt. "Afstandelijke betrokkenheid" tegenover Derde Wereldlanden is geen onverschilligheid, net zo min als bovengenoemde verstandige ouders onverschillig staan ten opzichte van hun volwassen kinderen. De betrokkenheid komt juist tot uitdrukking in dit afstand nemen, omdat de vrijheid van landen en volken om hun eigen pad te kiezen, en hun eigen fouten te maken, de beste garantie is voor een positieve ontwikkeling naar welvaart en welzijn. Het is een houding die al lang geleden is geformuleerd in de wijsheid van het zen-boeddhisme: "doen door niet te doen".

Eén van de belangrijkste voorwaarden om Afrika zijn eigen lot in handen te geven is het stopzetten en terugdraaien van de globalisering. Alle landen van de wereld dwingen in één economisch keurslijf betekent het creëren van een mondiale jungle waarin alleen de sterksten, rijksten en slimsten voordeel zullen behalen. Het is een illusie te menen dat binnen zo’n wereldsysteem, dat geen ethische principes of "checks and balances" kent, mondiale gerechtigheid en uitbanning van armoede mogelijk zal zijn. Elk land moet het recht hebben zijn eigen politiek en economisch model te kiezen zonder te hoeven vrezen voor sancties van andere landen of internationale instellingen. Elk land zou in eerste instantie moeten produceren voor de eigen bevolking en pas gaan handel drijven in grondstoffen, producten of gewassen als er een surplus is. De eerste prioriteit van een land is te zorgen dat het de eigen bevolking in leven kan houden. Voor Afrikaanse landen betekent dit dat de landbouw voorop moet staan en dat de ontwikkeling van het platteland, dat sinds de koloniale tijd verwaarloosd is, speerpunt moet worden. Voedsel moet niet het land uitgevlogen worden, maar is primair voor de eigen bevolking. Pas als er meer geproduceerd wordt dan er geconsumeerd kan worden komt export aan de beurt. Afrikaanse landen moeten tolmuren oprichten om de ontwikkeling van hun landbouw en industrie te beschermen. Alleen op deze wijze kunnen honger en ondervoeding uitgebannen worden. In een volgende fase zou een Afrikaanse economische unie kunnen ontstaan met open grenzen en een gezamenlijke munt om de economische ontwikkeling van het continent verder te bevorderen.
  Migratie van Afrikanen naar het Westen moet onmogelijk gemaakt worden omdat deze mensen, en zeker de hoger opgeleiden, hard nodig zijn om het eigen land op te bouwen. Westerse landen kunnen hieraan bijdragen door migranten uit niet-westerse landen niet meer toe te laten (uitgezonderd echte politieke vluchtelingen). De praktijken van westerse bureau’s die migranten ronselen moeten verboden worden. Tevens moet gestimuleerd worden dat met name hoger opgeleide migranten (leraren, artsen, ingenieurs) terugkeren naar hun herkomstland. Het behoud van talent dat door Afrikaanse landen zelf is opgeleid en de terugkeer van hooggekwalificeerd personeel zal een enorme push geven aan economie en samenleving. Dat dit voor westerse landen mogelijk problemen zal geven op de arbeidsmarkt is een luxeprobleem dat zij met hun rijkdom makkelijk kunnen oplossen.
  
   Een andere belangrijke voorwaarde is dat rijke landen de ontwikkelingshulp stopzetten. De hulp heeft niet alleen nauwelijks geholpen, maar is in veel gevallen zelfs contraproductief geweest. De officiële hulp van rijke landen dient gefaseerd (in een tijdsbestek van bijvoorbeeld vijf of tien jaar) beëindigd te worden en internationale instellingen als de Wereldbank en het IMF, met hun neoliberale dwangmaatregelen, kunnen opgeheven worden. Activiteiten van particuliere NGO’s kunnen natuurlijk moeilijk verboden worden, maar omdat hun budgetten voornamelijk afkomstig zijn van regeringen zullen hun financiële middelen fors afnemen. De "doe-het-zelf-hulp" van individuen dient ontraden te worden en het geld dat nu besteed wordt aan campagnes om "draagvlak" te creëren voor ontwikkelingshulp kan beter hiervoor aangewend worden. Het afschaffen van ontwikkelingshulp betekent niet dat rijke landen deze budgetten nu geheel voor andere doeleinden kunnen gaan gebruiken, zoals onderstaand zal blijken.
  Bij grote calamiteiten als een tsunami, aardbeving of grote vluchtelingenstromen als gevolg van oorlog of burgeroorlog zijn ontwikkelingslanden vaak niet in staat zelf op te treden. Hulp van rijke landen blijft hier nodig. Een deel van het voormalige ontwikkelingshulpbudget kan voor noodhulp gereserveerd worden. Deze hulp moet door één VN-organisatie gecoördineerd en uitgevoerd worden om versnippering en inefficiency te voorkomen.
Nationale regeringen maken hun hulpgeld over aan deze organisatie. Eén organisatie betekent ook één beleidslijn waardoor partijen die misbruik maken van de hulp niet langer hulpverleners tegen elkaar kunnen uitspelen. Bij voortdurend misbruik kan daardoor effectief gedreigd worden met stopzetting van de hulp en dit dreigement kan zonodig waargemaakt worden. Noodhulpoperaties moeten gemaximeerd worden op één jaar om permanente afhankelijkheid te voorkomen.
  Afschaffing van de ontwikkelingshulp dient vergezeld te gaan van kwijtschelding van de schulden van Derde Wereldlanden conform het plan van Noreena Hertz. Deze landen kunnen daardoor met een schone lei beginnen en veel meer geld in hun economie en samenleving pompen. De uitgespaarde bedragen van aflossing en rente komen overeenkomstig dit plan in een nationaal fonds om te voorkomen dat dictators en elites zichzelf extra verrijken. Nieuwe leningen kunnen ontwikkelingslanden aangaan op de gewone kapitaalmarkt, waarbij dit maal aflossingsmogelijkheden bekeken worden zodat er geen nieuwe schuldencrisis kan ontstaan. De rijke landen kunnen de kwijtschelding van schulden financieren uit het huidige ontwikkelingshulpbudget en daarnaast hun exorbitante defensiebudgetten verminderen. Zonodig kan een extra belasting voor topinkomens ingevoerd worden.
  Om een structurele verhoging van de welvaart mogelijk te maken is het essentieel dat de bevolkingsexplosie omgebogen wordt, omdat anders teveel van de extra groei opgaat aan het voeden van alle nieuwe monden. De bevolkingsomvang in ontwikkelingslanden dient zich zo snel mogelijk te stabiliseren en daarna liefst af te nemen. Dit zou een toegevoegd Millenniumdoel moeten worden. Nodig is bevolkingspolitiek met een actieprogramma per land, afhankelijk van de nationale urgentie. China heeft een succesvolle één kindpolitiek gevoerd en mede hierdoor is het land economisch sterk gaan groeien en heeft honderden miljoenen mensen uit de armoede getild. Dit voorbeeld verdient mondiale navolging. Naast voorlichting zijn op grote schaal verspreide gratis anticonceptiemiddelen nodig waarbij niet alleen condooms, maar ook de pil wordt verstrekt. Rijke landen kunnen deze campagnes financieren uit hun huidige ontwikkelingshulpbudgetten.
  
  Hoewel er weinig tegen microkredieten ingebracht kan worden is de schaal ervan te beperkt om werkelijk effect te sorteren. Veel grootschaliger, fundamenteler en effectiever is het plan van Hernando de Soto om het feitelijke bezit van mensen (hun stukje grond met het sloppenhuisje erop) te erkennen en formeel vast te leggen. Met dit nu officiële bezit als onderpand kunnen zij leningen krijgen bij banken waarmee ze een eigen bedrijfje kunnen starten of een bestaand bedrijf uitbreiden. Eenmaal uit de armoedefuik ontsnapt gaat het wiel van de ontwikkeling steeds sneller draaien. Tevens kan op deze wijze de informele economie (die inmiddels het grootste deel van Derde Wereldeconomieën uitmaakt) weer geïntegreerd worden in de formele economie waardoor de overheid beter economisch beleid kan maken. Ook ontstaat er zo een basis voor belastinginning onder de gehele bevolking (waar nu slechts een klein deel belasting betaalt) waarmee de overheidsbudgetten toenemen. Dit zijn maatregelen die de ontwikkelingslanden zelf kunnen uitvoeren.
  Het is natuurlijk een open deur om te stellen dat de beëindiging en voorkoming van oorlogen en burgeroorlogen een enorme bijdrage levert aan de economische ontwikkeling. Oorlogen leiden ertoe dat veel van het (spaarzaam beschikbare) geld verspild wordt aan wapens terwijl het oorlogsgeweld arbeidskrachten en productiemiddelen vernietigt en de sociale structuur en cohesie van een samenleving ondermijnt. De verhoging van de welvaart die voortvloeit uit bovengenoemde maatregelen heeft op zich al een preventief effect, want conflicten ontstaan vooral in landen met een laag gemiddeld inkomen. Hoe hoger het inkomen, des te stabieler het land zal worden. Breekt niettemin toch een conflict uit dan is het zaak de zelfbeheersing te behouden en niet in te grijpen omdat steun aan één van de partijen het conflict juist verlengt en de ellende vergroot. Alle militaire interventies van het Westen zijn contraproductief geweest en de op emoties gebaseerde drang om "in te grijpen" en te "helpen" hebben de situatie niet verbeterd. Bij non-interventie zal één van de kemphanen in het conflict sneller de overwinning behalen waarna een stabieler land overblijft.
  Hameren op democratie en mensenrechten, nog zo’n hardnekkige hobby van het Westen, kan net zo contraproductief werken als een militaire interventie. Arme landen hebben meer behoefte aan stabiliteit en economische ontwikkeling dan aan een formele democratie en politieke pluriformiteit. In een labiele opbouwfase kan een meerpartijenstelsel en vrijheid van meningsuiting juist leiden tot spanningen, conflicten en in het ergste geval burgeroorlogen die elk perspectief op vooruitgang om zeep helpen. Daarom liever een verlicht despoot als president Paul Kagame van Rwanda, die zijn land vooruit helpt, dan een democratisch leider die zijn land in het moeras laat wegzinken. Juist economische ontwikkeling legt een basis waarop later democratie en mensenrechten kunnen bloeien, want democratie is pas mogelijk als er een grote en sterke middenklasse is en de bevolking goed is opgeleid.
  Bestrijding van infectieziektes als malaria, tbc en Aids is ook een belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling. Deze ziektes maken in Afrika grote aantallen slachtoffers waardoor arbeidskrachten niet of slechts gedeeltelijk kunnen werken en de productie afneemt. Het zesde Millenniumdoel dat hierop gericht is verdient intensivering waardoor in 2015 echt een omslag moet zijn bereikt. Nationale regeringen zouden samen met de VN deze bestrijding moeten opzetten en uitvoeren. Rijke landen kunnen deze projecten financieren uit hun huidige hulpbudgetten. Profylaxe, vaccins en medicijnen zouden door hen gratis ter beschikking gesteld kunnen worden.
  Verbetering van de infrastructuur tenslotte is ook een noodzakelijke voorwaarde voor ontwikkeling. De verschillende delen van een land moeten beter met elkaar verbonden worden en met name landlocked naties dienen verbonden te worden met hun buurlanden en een transportlijn naar de kust te krijgen. Havens en vliegvelden, wegen en spoorlijnen moeten aangelegd worden en daarnaast is een electronische infrastructuur nodig van glasvezelnetwerken en moderne pc’s (voor bijvoorbeeld bibliotheken die zo een aansluiting op het internet kunnen krijgen). Deze projecten zouden door het Westen gefinancierd kunnen worden uit hun hulpbudgetten en ook (deels) door hen kosteloos uitgevoerd om het argument dat "mzungu’s te duur zijn" te ontkrachten. Het gaat hier om tijdelijke projecten die geen langdurige westerse aanwezigheid vragen en dus ook geen afhankelijkheid bewerkstelligen. Een belangrijk onderdeel van zo’n infrastructuur-masterplan voor Afrika is het verbeteren van de spoorlijn die van Alexandrië dwars door het continent naar Kaapstad loopt en het dichten van de laatste gaten in die lijn. Een eeuw nadat dit project in volle gang was ligt er een taak voor het Westen om af te maken waarmee toen begonnen werd en om Rhodes’ droom te voltooien, niet in het belang van een westers imperium, maar in het belang van Afrika en de Afrikanen. Voltooi nu eindelijk eens die "Cape to Cairo"-spoorlijn!