Fragment uit het boek


De "Internationale trein" naar Francistown.

Het meisje van de receptie in mijn pension had me gewaarschuwd toen ik aankondigde met de trein naar Botswana te willen.
"Zet je tassen niet in het bagagerek. Dieven trekken ze eruit en gooien ze door de open ramen naar buiten!"
"Maar ik kan ze vastleggen aan een ketting."
"Die knippen ze zo door! Zet de bagage voor je op de grond, ga er bovenop zitten en verlaat nooit je zitplaats!"
"Maar je wilt toch wat eten in de restauratie?"
"Niet naar de restauratie gaan!"
"Je moet toch af en toe naar het toilet?"
"Niet naar het toilet gaan!"
Dat beloofde een leuke reis te worden!
  Ik stond al om kwart over negen op het overdekte perron terwijl de trein pas om 11 uur zou vertrekken, maar het kwam goed uit want een half uur later begon het te regenen. Ik had nog met droog en bewolkt (dus niet al te heet) weer in een half uur naar het station kunnen lopen. Een Garratt stond onder stoom op een ander spoor en reed soms een stukje achteruit en weer terug. Ze werden op dit station nog gebruikt voor rangeerwerk en het was jammer dat deze indrukwekkende stoomloc’s niet langer treinen trokken.
  10.00 uur: de "Internationale trein" kwam binnengereden, maar de deuren bleven dicht omdat het personeel eerst nog met schoonmaakwerk bezig ging. Het waren Zimbabweaanse wagons dus kennelijk betaalden ze weer voor deze verbinding. Ik keek verlekkerd door de ramen van de restauratie die ik niet zou kunnen bezoeken. Er was een mooi zitgedeelte met grijze fauteuils om wat te drinken en een simpeler eetgedeelte. Daarna sloot ik me aan in de rij voor een gesloten ingang. Sommige passagiers gooiden hun bagage door de open ramen op een stoel om alvast een plek te bezetten, maar dat leek me te riskant: als jij straks aan de ene kant de wagon binnenging kon een dief er aan de andere kant met je tas vandoor gaan. Toen de deuren opengingen vocht ik me met de massa naar binnen en wist een goede raamplaats te veroveren, aan de perronzijde. De wagons waren modern met goede stoelen en voldoende beenruimte, in rijtjes achter elkaar en met een handig klaptafeltje in de stoelleuning waarop ik mooi mijn notitieboekje kon bijwerken. Er was maar één klasse in deze trein, "standard", maar die was dus heel redelijk. Mijn reistas zette ik op de grond, gedeeltelijk onder mijn stoel, en plaatste mijn linkerbeen door de schouderband zodat de tas niet van achteren weggetrokken kon worden. Naast me kwam een jonge vrouw zitten van 25 of 30 jaar in een zalmkleurig mantelpakje en met kort kroeshaar. En toen begon het wachten op het vertrek.
  11.00 uur: we hadden moeten wegrijden, maar er gebeurde niets. De Garratt bleef maar stomen en voerde geen klap uit. Zwarte rookwolken kwamen onophoudelijk uit de schoorsteen en waaiden weg over het emplacement. Wat een vervuiling en verspilling van energie! Stoomlocomotieven waren mooi, maar vormden toch geen ideaal tractiemiddel. Het werd half 12, het werd 12 uur. "Waarom vertrekken we niet?" vroeg ik aan de jonge vrouw. "Ik weet het niet, misschien moet hij wachten op de binnenkomende trein uit Harare."
Ze had een moeilijke, lange naam die gelukkig afgekort kon worden tot "Timasu".
"Dat betekent ‘beleefd’".
En ze was ook heel beleefd, een keurige, goed geklede vrouw.
"Ik woon in Plumtree, aan de grens, en help daar het gezin van mijn zus. Ze hebben te weinig geld om rond te komen. Ik heb nu een week lang werk gezocht in Bulawayo, maar het is me niet gelukt."
  De Garratt vertrok eindelijk, achteruit rijdend met veel gesis en gestoom. Daarna kwam de trein uit Harare binnenrijden aan de andere zijde van het perron en was het even een enorme drukte met de uitstappende passagiers. Maar vervolgens keerde de rust weer en ging het wachten verder. Een stel louche uitziende jongemannen van een jaar of 20 stond op het perron bij onze wagon, maakte lawaai, was constant in beweging en keek met de ongure blikken van roofdieren door de ramen naar binnen. Eén van hen had een bos rastahaar en gezien zijn druktemakerij leek het de aanvoerder van het groepje. Iets later kwam één van hen de wagon in en stelde zich, iets van ons verwijderd, in het gangpad op waar hij schreeuwend door de open ramen met zijn kornuiten op het perron bleef communiceren. Zo ging dat dus. Zo’n figuur kon onverwachts een greep in het bagagerek doen, in één vloeiende beweging een tas of koffer door het open raam naar buiten gooien (die daar door zijn kameraden werd opgevangen) en het daarna op een lopen zetten, de trein uit waar hij zich bij zijn lachende handlangers kon voegen. Voordat de passagiers beseften wat er gebeurde waren ze al verdwenen. Ik was blij dat ik het advies van de receptioniste had opgevolgd en praktisch op mijn bagage zat. Toch vond ik de dreiging die van de groep jongeren uitging zo groot dat ik mijn raam sloot. Maar er gebeurde niets en een poosje later verliet de jongen onze wagon.
  13.21 uur: eindelijk vertrokken we dan, na bijna tweeëneenhalf uur vertraging. Maar amper buiten het station werd de trein alweer tot stilstand gebracht. Er waren meer passagiers dan zitplaatsen en diverse reizigers stonden wachtend in het gangpad. De conducteur verzocht mensen op te schuiven zodat op de bank voor twee nu drie mensen kwamen te zitten. Maar een man die een paar rijen voor ons zat maakte problemen.
"Dit is standard, geen economy!"
"Het is standard," legde de conducteur rustig uit "maar als er ruimtegebrek is moet u opschuiven."
"Ik heb betaald voor deze zitplaats, ik schuif niet op!"
De conducteur pakte zijn walkietalkie en gaf iets door waarna de machinist meteen op de rem trapte.
"Nu wordt de hele trein stilgezet omdat één man niet wil opschuiven!" riep Timasu verontwaardigd. De hele wagon ging zich er nu mee bemoeien. Mensen verhieven zich van hun zitplaats of liepen het gangpad in naar het ruziënde stel en begonnen tegen de man en de conducteur te schreeuwen. Het was een kakofonie van jewelste. Tenslotte schoof de onwillige man toch maar op en kon de trein verder rijden.
  Na vijf minuten stonden we al weer stil en de aanleiding was dit keer onduidelijk. Ook wij werden gemaand op te schuiven zodat een man in een grijs-rood TPG postpak kon plaatsnemen. Dat bedrijf zat hier dus ook al. Timasu protesteerde even.
"Heb je het al gevraagd aan die mannen, daar kun je ook zitten!"
Maar de TPG-man glimlachte alleen maar schaapachtig en veel kon Timasu er natuurlijk niet van zeggen nadat ze zelf zo verontwaardigd had gereageerd op het onwillige gedrag van die man voor ons. Ik klapte het armleuninkje tussen ons omhoog zodat zij verder op kon schuiven en nu ingeklemd werd door twee mannen.
"We zijn allemaal Zimbabweanen, hoor!" sputterde ze nog tegen de TPG’er, die schaapachtig bleef kijken.